Blog — 21 sep 2015 — Maurice Rummens

Begin twintigste eeuw organiseert Matisse een muziekavond in zijn atelier. Zijn leerling Max Weber schrijft daar in 1951 over: ‘Mademoiselle Deward, een jonge Nederlandse pianiste en deelneemster aan de (schilder)klas (van Matisse), speelde verschillende pianoselecties’. Dit was lange tijd de enige aanwijzing dat Matisse in de vroege twintigste eeuw een Nederlandse leerlinge had. Maurice Rummens, wetenschappelijk medewerker bij het Stedelijk Museum en medesamensteller van De oase van Matisse, onthult haar kleurrijke identiteit.

Matisse en leerlingen, 1909 © Succession H. Matisse, c/o Pictoright Amsterdam, 2015
Matisse en leerlingen, 1909 © Succession H. Matisse, c/o Pictoright Amsterdam, 2015

Vrienden van Matisse die zelf schilderen en zo nu en dan informeel aanwijzingen van hem krijgen, vragen hem eind 1907 of hij misschien een schilderklas wil beginnen. Hij stemt toe. De oprichters van de klas, waaronder Sarah Stein en Hans Purrmann, huren een lokaal, korte tijd in het Couvent des Oiseaux en later in het Couvent du Sacré Coeur, beide voormalige kloosters in Parijs. Matisse komt eens per week voor beoordelingen en instructies. Max Weber schrijft dat ze voor elke beoordelingsronde altijd gespannen zijn, maar ook blij en trots dat Matisse komt.

Van links naar rechts: Leó Popper, de verloofde van Beatrice de Waard, Karl Polanyi en zijn broer Michael Polanyi.
De eerste maanden mogen nieuwe cursisten alleen tekenen en nog niet schilderen, omdat hun docent een gedegen basis belangrijk vindt. Na verloop van tijd trekt de Académie Matisse, zoals deze klas de geschiedenis is ingegaan, allerlei jonge schilders die het snelle succes zoeken in de moderne kunst. Matisse houdt het dan voor gezien; na de zomer van 1909 stopt hij met lesgeven. De Académie gaat nog verder zonder hem tot de zomer van 1911.

Van links naar rechts: Leó Popper, de verloofde van Beatrice de Waard, Karl Polanyi en zijn broer Michael Polanyi.
Van links naar rechts: Leó Popper, de verloofde van Beatrice de Waard, Karl Polanyi en zijn broer Michael Polanyi.

DE NEDERLANDSE LEERLINGE

Weber spelt de naam van de enige Nederlandse in de schilderklas op on-Nederlandse wijze: Deward. In 2014 zijn delen uit een brief van de Hongaarse schilder en Matisse-leerling Géza Bornemisza gepubliceerd, waarin deze namen van medeleerlingen noemt: ‘dan herinner ik me Bé de Ward, een mooi Nederlands meisje’. Ook De Ward is geen gangbare Nederlandse naam. In de Archives Matisse bevindt zich een brief van 21 november 1909 van ‘B. de Waard’ aan Matisse, waarin ze schrijft dat ze met haar verloofde naar Berlijn is verhuisd en betreurt dat ze geen instructies meer van Matisse kan krijgen.* Op internet vond ik op een veilingsite een landschap van Beatrice de Waard in gewassen inkt, zonder verdere gegevens. Is Bé de Ward dezelfde persoon als B. de Waard en Beatrice de Waard, die zich in 1909 verloofde met de Hongaarse essayist, kunstcriticus en schilder Leó Popper? Correspondeerde zij met de Hongaarse marxistische filosoof en literatuurcriticus Georg Lukács, een goede vriend van Popper, en had zij contact met de grote Duitse dichter en schrijver Rainer Maria Rilke?

De oplossing van het raadsel is te vinden in de circa 380 briefpagina’s die Beatrice de Waard vanuit haar woonplaats Parijs en andere plaatsen in Frankrijk schrijft aan Karl Polanyi en Ilona Duczynska in New York en Pickering in Canada tussen 1948 en 1961. Deze zijn online te raadplegen in het Karl Polanyi Digital Archive onder de titel: ‘Correspondence Karl Polanyi – Beatrice de Waard, 1948-1961’. Polanyi was een Hongaarse economisch historicus, een vriend van Lukács en Popper.

Zijn vrouw, de Pools-Hongaarse Ilona Duczynska was ingenieur, journaliste en historica. In deze grotendeels ongedateerde, met Bé of Be(e) ondertekende brieven in het Engels en het Duits gaat het geregeld over fundamentele sociaal-politieke kwesties, literatuur en schilderkunst. Het zijn altijd losse gedachten, ter afwisseling van meer alledaagse zaken zoals de hartklachten van de oudere De Waard, haar eenzaamheid en financiële problemen.

Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.
Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.

In een van haar brieven schrijft zij: ‘Karl, in haast: ins hemelsnaam geen tentoonstelling etc. en daarbij nog vermelding van Matisse-school, voorwoord, etc. Nee, niets van dat alles. In grote haast gaf ik Otto 6 of 7 schilderijen mee, waarvan er slechts 2 op de een of andere manier in het openbaar kunnen komen.’

Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.
Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.

In een andere brief lezen we: ‘Mijn beste Karl, Het M.[ax] W.[eber] boek is natuurlijk heel grappig. Mijn taak in het geheel bestond alleen uit het zo geraakt zijn door jouw toon [?] (wat de schilder M.[ax] W.[eber] zelf betreft, hij was 40 jaar lang uit mijn gedachten, was er ook nooit erg in (vertel hem dat maar niet), behalve uitgerekend op de dag dat – later! – jouw kaart aankwam). Wat mijn imago in het atelier van Matisse betreft, het kan zoiets zijn geweest, maar onder welke lasten en ladingen onbegrip. Waar was ik? En, nee, nee, je hebt je Max Weber-erfenis beslist niet aan mij – en tot Babylon [?] – geopenbaard. Maar hoe graag zou ik het willen horen.’

Beide passages zijn moeilijk leesbaar en nogal cryptisch, maar ze maken duidelijk dat Beatrice de Waard in dezelfde tijd als Max Weber leerling van Matisse was.

Indien op de klassenfoto de derde persoon van rechts, voorste rij, dezelfde is als die links op de volgende foto, namelijk Leó Popper, de verloofde van Beatrice de Waard, dan is zij de vierde persoon van rechts, voorste rij. De gelijkenis springt niet direct in het oog, maar ik kwam erop omdat zij waarschijnlijk haar arm om hem heen heeft geslagen en de klassenfoto stamt uit de tijd dat Beatrice en Leó zich verloofden. Van Popper zijn getekende naakten bekend in een Matisse-achtige, vereenvoudigde stijl, maar het is onbekend of hij een van zijn leerlingen was. Slechts een klein aantal leerlingen is geïdentificeerd.

Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.
Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.

Uit het Rilke-onderzoek komt naar voren dat zij eigenlijk Engelbertha Hélène Louise de Waard heet, geboren is op 19 juni 1885 in Den Haag als dochter van een dominee, schilderes was en overleed in Parijs. De brieven aan Polanyi en Duczynska leren dat ze haar jeugd doorbracht in Zeeland. Ze ontmoet Rilke voor het eerst in 1915 in München. Een handgeschreven opdracht van Rilke aan De Waard op een manuscript uit 1920 vermeldt intrigerend: ‘De auteur draagt deze kopie van zijn kleine manuscript respectvol op aan Madame de Waard, ter herinnering aan het even gelukkige als fatale parallellisme van de gebeurtenissen’. Haar naam duikt voor het eerst in 1909  op in een brief van Popper aan Lukács. Zelf herinnert De Waard zich dat zij al omstreeks 1910 een brief aan Polanyi schreef vanuit een ‘provincieplaats in Zeeland’

BEATRICE DE WAARD OVER MATISSE

Over Matisse schrijft De Waard verder slechts één keer, weer enigszins cryptisch, maar wel positief: ‘Merkwaardig is het ambachtelijke aspect van het creatieve scheppen, dat wel vanaf de andere kant ingeburgerd is geraakt. De prehistorische tekening was materie. Matisse bijvoorbeeld echter niet. De grottentekeningen waren métier, stoffelijk, doorgronde (? ‘durchgründete’ [sic]) kunst.’

Haar vergelijking van Matisse met prehistorische kunst sluit aan bij de interesses van Polanyi, die onderzoek deed naar primitieve culturen, maar dan op het gebied van het handelsverkeer. Het feit dat De Waard zo weinig over Matisse schrijft, is enigszins opmerkelijk, temeer omdat ze het veel vaker over zijn tijdgenoot Picasso heeft.

Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.
Uit brief van Beatrice de Waard aan Karl Polanyi, ongedateerd.

Het blijft gissen waarom ze Matisse niet vaker noemt. Had Picasso mogelijk vanwege zijn communistische sympathieën meer hun gezamenlijke belangstelling? De Waards hiervóór geciteerde opmerking over haar ‘imago in het atelier van Matisse’ en de ‘lasten en ladingen onbegrip’ impliceert in ieder geval niet dat zij zich onbegrepen voelde door Matisse.  In haar brief aan hem uit 1909 schrijft zij niet alleen dat ze zijn onderwijs mist, maar ook: ‘Ik weet dat ik in mijn werk weinig heb laten zien dat ik het heb begrepen en herkend (wat u zei), […] in ieder geval voel ik dat dit me voor altijd in beweging heeft gezet.’ Ze schrijft met zelfkennis en humor. Na de mededelingen dat zij en haar verloofde vooral voor de muziek naar Berlijn zijn gegaan (Popper had aan de kunstacademie én het conservatorium gestudeerd), nu meer piano speelt dan schildert, en haar vraag of ze haar werk mag tonen als ze weer naar Parijs komt, merkt ze op: ‘De laatste keren dat ik bij u heb gespeeld, was ik aan het eind van mijn repertoire, en misschien zult u uw piano niet sluiten als ik dat fiasco wil herstellen?’

Haar bewondering voor het werk van Matisse komt in haar brief aan hem vooral tot uitdrukking in de opmerking dat ze in Berlijn veel heeft gezien in ‘de mooie musea’ en dat ‘alles me in de richting van uw schilderijen leidde’; ze kon deze ‘verbinden met de mooiste en grootste wetten van de schilderkunst’ – zoals Matisse zelf, volgens onder meer Max Weber, in zijn onderwijs deed.

WAT IS ER VAN BEATRICE DE WAARD GEWORDEN?

Ze is nooit bekend geworden als schilder. Hoewel ze later, in haar brieven aan Polanyi en Duczynska, bij herhaling het idee van een tentoonstelling van haar werk van de hand wijst en niet alles even goed vindt, staat ze er wel achter. Zo schrijft zij: ‘Er moeten goede momenten en periodes zijn geweest tussen de twee oorlogen, ik vond een aantal van mijn schilderijen: het handschrift was breed, de uitvoering daarop aangepast en origineel, de visie vrij en puur.’

En over haar jeugd: ‘ik was een soort existentialist op mijn kinderlijke manier. Mijn leven is zo uiterst egocentrisch.’ En: ‘het “sans lendemain” [vluchtige] is een heel oude en diepe kwaal van mij, stammend uit mijn jeugd, die in moreel opzicht vreselijk chaotisch was. […] Geen kader, geen gewoonte en geen toekomst.’ Over haar vader: ‘Vrezend voor mijn toekomst zonder basis of opleiding of baangericht plan’. Haar verloofde Leó Popper had al op jonge leeftijd longproblemen en overleed in 1911 aan tuberculose. Op haar oude dag is zij haar gevoel voor humor niet verloren. Een beschrijving van een korte opname in het ziekenhuis ter observatie na een val gaat vergezeld van een notenbalkje om de sirene van de ambulance aan te duiden. En omdat ze flink is afgevallen, merkt ze op: ‘Ik zie eruit als een Bernard Buffet’ (schilder van broodmagere figuren).

Soms krijgt ze nog bezoek van oude bekenden: ‘[Wilhelm] Hausenstein was hier, de Duitse ambassadeur [, cultuurhistorisch publicist en vriend van Rilke,] die nu teruggaat naar München; jammer, we waren goede vrienden.’ Sporadisch ziet ze twee vroegere vriendinnen van Rilke, die in de buurt wonen. In bijna elke brief noemt ze wat ze op dat moment leest: Flaubert, de brieven van de schilder Delacroix, Rilke, Sartre, het dagboek van Anne Frank. Soms wordt ze herinnerd aan betere tijden: ‘ontwaakt en naar de kleine Jongkind gekeken die boven de sofa hangt. Als je het je nog herinnert: de mooie aquarel van de impressionistische Hollandse schilder die [de Franse schilder Ker Xavier] Roussel mij schonk. Hij nam die destijds van de wand toen ik zei dat ik jarig was.’ In 1961 eindigt haar correspondentie. Haar (pen)vrienden Polanyi en Duczynska leven dan nog. Beatrice de Waard is waarschijnlijk in 1961 in Parijs overleden.

*Met dank aan Wanda de Guébriant, Archives Matisse

Brief van B. de Waard aan Henri Matisse, 21 november 1909, Archives Matisse

‘Correspondence Karl Polanyi – Beatrice de Waard, 1948-1961’, Karl Polanyi Institute of Political Economy, Concordia University, Montreal, http://kpolanyi.scoolaid.net:8080/xmlui/handle/10694/232

Max Weber speech on his class with Henri Matisse, 1951, Max Weber Papers, Archives of American Art, Smithsonian Institution, http://collections.si.edu/search/results.htm?q=record_ID%3AAAADCD_15702&repo=DPLA

Brief van  Géza Bornemisza aan Béla Horváth, 24 september 1962, Béla Horvath’s art history legacy, RCH-HAS-IAH, Archive, Item No: MDK-C-I-217, geciteerd in: Gergely Barki, ‘The Steins and the Hungarians’ RIHA Journal 0090 | 22 mei 2014

Somhegyi Zoltán, ‘Az önmagát szagoló illat kritiája. Popper Leó művészetfilozófiája és képzőművészeti alkotásai’ (Summary: The Critique of the Fragrance that Smells Itself. The Philosophy of Art and the Works of Leó Popper), epa.oszk.hu/01600/01615/00002/pdf/419-436.pdf 

Erich Unglaub, ‘“Ich betrachte das blassblaue Papier”. Zu einem Brief von Rainer Maria Rilke an Wilhelm Hausenstein’, Neohelicon, 24 (1997), 1, pp. 267-301, over De Waard onder meer noot 126, 129, 134, 137-139, 141

 Eigenhandig geschreven opdracht van Rainer Maria Rilke aan Madame de Waard op zijn voorwoord voor Mizu van Balthazar Klossowski, 1920, http://www.ader-paris.fr/