Blog — 7 mrt 2019 — Laure van den Hout

Ruim drie jaar nadat This variation (2012) deel uitmaakte van A year at the Stedelijk: Tino Sehgal (2015) was het werk onlangs opnieuw te ervaren. Van 4 februari tot en met 3 maart 2019 werd er in een verdonkerde museumzaal gezongen, gehumd, gedanst en verteld.

Als ik de ruimte betreed zie ik geen hand voor ogen. Op de tast loop ik langs de muur terwijl mijn ogen aan het donker wennen. Af en toe voel ik een zacht briesje, een luchtverplaatsing veroorzaakt door de bewegingen van de groep vertolkers – zo noemt Sehgal zijn performers – die ik nog niet zie, maar wel hoor. Ze geven de ruimte vorm door een volledig gedeconstrueerde versie van Good Vibrations van The Beach Boys ten gehore te brengen. Met gedeconstrueerd bedoel ik dat ze elk een onderdeel van het liedje voor hun rekening nemen: de zanglijn, de drums, het koortje. Ondertussen bewegen ze. Hierdoor is de klank soms heel dichtbij, dan weer ver weg. Alsof de compositie een golf is die aan- en afrolt.

Soms is het even stil. Maar nooit echt lang. Al snel volgt de volgende ‘wop wop wop’, ‘tututututu’ of ‘zig-a-zig-ah’. Al doe ik met een poging het geluid te beschrijven de vocale capaciteiten en de diversiteit aan klankkleuren tekort. Ik denk bijvoorbeeld een echt drumstel, walvisgeluiden of een gregoriaans koor te horen. De vertolkers – ik vermoed dat het er tien à twaalf zijn – zijn met elkaar een soort geluidslichaam, een bewegende klankkast. Waarbij alles mee mag doen. Schuifelende voeten, piepende schoenzolen.

Tino Sehgal (1976) streeft in zijn werk naar de totale dematerialisatie van het kunstobject. Wat de conceptuele kunstenaars in de jaren 60 van de vorige eeuw nalieten te doen, omdat er altijd nog een instructie of een score herinnerde aan het fysieke werk of de eerder opgevoerde performance, voert Seghal tot het uiterste door. Hij creëert situaties en die zijn er zolang de tentoonstelling duurt. Na afloop bestaan en leven ze voort in de hoofden van de bezoekers en vertolkers – en in het hoofd van de kunstenaar zelf, natuurlijk. Van catalogi en film- en fotomateriaal is geen sprake. Als een museum een werk aanschaft gebeurt dat bij de notaris, de overdracht is volledig mondeling. Het lichaam en haar middelen zijn de enige fysieke vorm waaruit Seghals werk bestaat.

Hoe eindigt zo’n situatie als This variation, een performatief werk dat tijdens de openingstijden van het museum zonder onderbreking in een donkere museumzaal opgevoerd wordt? Stopt het op het moment dat bezoekers over de intercom verzocht worden om hun jas en tas op te halen uit de garderobe? En hoe dan, gaat ineens het licht aan? Lopen de vertolkers weg? Hoe weten zij hoe laat het is, wat is hun cue? Om antwoord te krijgen op deze vragen besloot ik op zondag 17 februari 2019 tot het ‘dag-eind’ van This variation te blijven.

Zodra mijn zicht zich heeft aangepast aan het donker, steek ik over naar de andere kant van de zaal. Ik ga op de grond zitten, laat een paar meter afstand tussen mij en de muur. Ik heb goed zicht op hoe nieuwe bezoekers de ruimte binnenkomen. Dat is een choreografie op zich. Voetje voor voetje, armen naar voren. Zodra ze tegen andere bezoekers aan dreigen te botsen stuurt een vertolker ze met een subtiele armbeweging een andere richting op. Links van mij ligt iemand op de grond, hij heeft zijn benen ter hoogte van de enkels over elkaar geslagen, zijn armen gespreid. Ik moet denken aan Jezus aan het kruis. Het is onduidelijk of hij een vertolker of een in overgave verkerende bezoeker is. Ik word afgeleid door een glow-in-the-dark-horlogewijzerplaat die oplicht.

Toen in 2015 een jaar lang elke maand een of meerdere situaties van Sehgal in het Stedelijk te zien waren werden veel vragen die ik had met betrekking tot de praktische kant van de opvoeringen beantwoord door gewoon te wachten en te kijken. Zo kwam ik erachter hoe de vertolkers elkaar aflossen bij Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000), dat evenals This variation deel uitmaakt van de Stedelijk-collectie.

Instead of… bestaat uit een vertolker die langzaam maar beheerst kronkelt over de museumvloer. Deze vertolker draagt geen speciale kleding, komt niet op en gaat niet af. Er is sprake van een constant bewegen. De bewegingen ogen natuurlijk en instinctief, zijn traag en vergen veel controle en concentratie. Dat dit niet een hele dag door dezelfde persoon kan worden uitgevoerd lijkt evident, maar hoe vindt de aflossing plaats? Wat blijkt, al ruim voor de wisseling van de wacht neemt de nieuwe vertolker plaats tegen de muur. Ogenschijnlijk een gewone toeschouwer. Totdat hij naar voren loopt en zich bij de ander voegt. Voor een kort moment voeren de twee de situatie synchroon op, waarna degene wiens shift erop zit opstaat, wegloopt en in de massa opgaat.

Een van de vertolkers zit zo dicht naast me dat ze me af en toe per ongeluk aanraakt terwijl ze een reeks bewegingen opvoert. Deze zijn langzaam en beheerst. Het uitstrekken van haar armen boven haar hoofd wordt opgevolgd door een vertraagde golfbeweging van haar lichaam bijvoorbeeld. Even later zakt een mannelijke vertolker, hij staat met zijn rug naar me toe, meerdere keren voor mijn neus door zijn knieën. Beide voorvallen waren in een zaal met het licht aan waarschijnlijk ongemakkelijk geweest. Te dichtbij, te persoonlijk, wellicht te seksueel of te intiem. De verduisterde zaal verandert de manier waarop ik als bezoeker de gechoreografeerde beweging ervaar. Zelfs grote of expliciete bewegingen lijken meer ingetogen en teder. Misschien dat dit komt doordat het donker het gezichtsvermogen beperkt. Ik ben aangewezen op mijn andere zintuigen, met name gehoor en tast. Het donker is een vorm van ontregeling; het maakt dat alles directer binnenkomt.

Als de eerste ‘gong’ over de intercom komt, ik gok een half uur voor sluitingstijd, word ik toch wat nerveus. Ik schrijf ‘gok’ aangezien op je telefoon kijken hoe laat het is in een donkere zaal meteen het soort aandacht oplevert die je niet wilt en belangrijker, de zeer intieme en louterende beleving verstoort. Ik zit op z’n zachtst gezegd niet meer op mijn gemak. Voel me tot last van het museumpersoneel. Maar mijn nieuwsgierigheid wint het van het ongemak. Weer later nog een bericht via de intercom. Dan zal het nu wel kwart voor zes zijn. De vertolkers gaan ondertussen onvermoeibaar door, geven geen blijk met een afbouw bezig te zijn. Ik denk met mij nog een aantal andere bezoekers in de zaal te ontwaren. Dat stelt me gerust.

De vertolkers groeperen zich in een hoek van de zaal. In de donkere muur achter hen zit een deur. Mijn verwachting is dat ze via die deur een voor een de zaal zullen verlaten. Maar dan vormen ze met elkaar een groot bewegend lichaam: een soort ‘golvende slang’. Het lijkt een beetje op een zaal vol mensen die de ‘wave’ doet, maar dan continu en vergezeld van klank. De slang komt op me af. Ik zit nog altijd op de vloer. De voorste vertolkers maken zich klein, bevinden zich dicht bij de grond en gebaren zodanig dat ik snap dat het de bedoeling is dat ik opsta. Ik loop achterstevoren voor de slang uit en zo vegen de vertolkers, samen met mij, één voor één alle bezoekers op die zich nog in de zaal bevinden. Het bijzondere is dat we ons – ik en de andere bezoekers – niet los willen maken van de slang; in plaats van daadkrachtig de zaal te verlaten, blijven we achterstevoren voor de slang uitlopen. Zo stuwen de vertolkers ons de gang op, het licht in, tot daar waar de brede gang de verkeersruimte met monumentale trap bereikt.

De vijf bezoekers en ikzelf komen tot stilstand. De vertolkers bevinden zich tegenover ons en maken nog steeds geluid. Dan beginnen ze langzaam en achterstevoren terug te lopen. De vijf bezoekers en ik klappen zo hard dat het lijkt alsof we een menigte zijn. Er wordt gejoeld en gefloten. Stuk voor stuk worden de vertolkers opgeslokt door het zwart van de schaars verlichte zaal. Zelfs dan gaat het applaus door.

De manier waarop de vertolkers de bezoekers verleiden de zaal te verlaten is een uitvergroting en culminatie van de zorg die in This variation besloten ligt. Het is extreem liefdevol en ontroerend. De gedachte dat ik dit zou hebben gemist als ik me keurig aan de museumetiquette had gehouden en bijtijds richting garderobe was gegaan, versterkt die emoties des te meer.