Blog — 10 dec 2013 — Jan Haasbroek

Jan Haasbroek is o.a. journalist, programmamaker, oud-hoofdredacteur VPRO-radio en auteur van meerdere boeken. Naar aanleiding van de tentoonstelling Malevich en de Russische avant-garde, momenteel te zien in het Stedelijk, schreef hij onderstaand essay.

In het museum ben ik geen held. Ik beweeg me er niet goed doorheen, voel me als de kat in dat pakhuis. Ik ga te snel en zonder de bordjes te lezen ben ik nergens. Waar ik mij voor schaam is dat ik zo weinig van beeldende kunsten weet. Het komt vast door mijn calvinisme met zijn misplaatste onderschikking van schoonheid aan waarheid.

Mijn vader reken ik niets aan. Die verscheurde altijd mijn tekeningen en had daar groot gelijk in. Het was helemaal niks. Mijn desinteresse voor de schilderkunst heeft ook al niets te maken met mijn linkshandigheid. Want hoewel ik daardoor alles bevlekte, heeft me dat van het schrijven nooit afgehouden. In taal heb ik mij – net als in de muziek – altijd thuis gevoeld.
Heb ik dan helemaal niks met beelden? Vroeger, bij de Haagse Post, gingen we voor grote verhalen altijd in tweevoud op pad. De een keek hoe alles en iedereen eruit zag, de ander hield in de gaten wat er precies beweerd werd. Ik was altijd de ander, de luisterpost.
Zien is voor mij eerder verbonden met actie dan met rust, meer met groot dan met klein, eerder met mensen dan met dingen, meer met psychologie dan met esthetiek. Ik begrijp dat een vrouw, als ze uitdagend wil roken, een elleboog moet ondersteunen om haar pols elegant te kunnen uitdraaien. En ja, ik kijk scherper naar majorettes dan naar postzegelverzamelingen.
Als kind trok ik graag donkere bossen in. Hoe ouder ik word, hoe uitgestrekter alles mag zijn. Het liefst zijn mij nu leegte, ruimte, oneindigheid.

Foto: Ernst van Deursen
Foto: Ernst van Deursen

Natuurlijk is het nooit te laat om te proberen beeldende kunst in woorden te vatten. Het moeilijkst is dan de abstracte kunst met als een van zijn hoogtepunten Zwart Vierkant van Kazimir Severinovitsj Malevitsj (1878-1935). Ik val met mijn neus in de boter. In de herfst van 2013 wordt het Amsterdamse Museumplein overschreeuwd door een enorm wit laken met daarop MALEVICH. Malevich is Engels voor Malevitsj.

Op 8 juni 1915, vertelt ons kunsthistorica Aleksandra Shastkikh, openbaarde Zwart Vierkant zich aan Malevitsj, toen 37 jaar. De kunstenaar bedekte een kleurencompositie met een zwart rechthoekig vlak. De weggemaakte rode, gele en blauwe elementen schemeren vandaag door de haarscheurtjes in de zwarte verf. Het zwarte vierkant kwam in de plaats van de zon, die al eerder in de futuristische opera Overwinning op de zon ten grave was gedragen. Dat gebeurde in het Luna Park Theater, op 3 en 5 december 1913, in Sint-Petersburg. Het libretto van het onzinnige totaalspektakel was gezet in een verzonnen taal, Zaum, wat ‘hun geest ontstegen’ betekent. De zon, symbool voor tsarisme en decadentie, wordt door sterke mannen in een doos gevangen zodat de aarde vrij door de ruimte naar de toekomst kan razen. Malevitsj ontwierp de decors en kostuums: robotachtige bodysuits versierd met geometrische vormen. De doodgraver die de zon in de aarde laat zakken, draagt op zijn borst het zwarte vierkant – doorgang naar licht en vrijheid.
Eerder dat jaar had Malevitsj met twee bevriende kunstenaars tijdens Het Eerste Pan-Russische Congres van Troubadours van de Toekomst de vernietiging van de Russische taal aangekondigd en meteen ook maar van het denken in oorzaak en gevolg. Het gezonde verstand was ‘tandeloos’ gebleken. Nu de zon was verdwenen, was er niets meer wat tijd, ritme en richting gaf.

Zwart Vierkant hangt in het wit, het niets, de kosmische ruimte. Het vierkant is een venster op die ruimte. Het staat voor het oppergezag van kleur, vorm en de pure ervaring van schilderkunst. In zijn Suprematistisch Manifest uit 1915 zegt Malevitsj: ‘Ik heb mijzelf getransformeerd tot het nulpunt van de vorm en mij opgevist uit de beerput van de academische kunst.’ Het suprematisme wil appelleren aan het zuivere gevoel door alle visuele verwijzingen naar de werkelijke wereld – lees: oorlog, revolutie, armoede en honger – uit te bannen. De toeschouwer mag niet meer op zoek naar betekenissen buiten het schilderij.
De non-objectieve kunst is bevrijd van de last van het object. Er is geen voorstelling meer die het zicht ontneemt op onderliggende essenties: de dynamiek van kleuren en de textuur van de verf. Ik moet aan Lucian Freud denken: ’Ik schilder geen naakten, ik schilder verf.’

Malevitsj schilderde vier Zwarte Vierkanten en geen een is hetzelfde. Het Zwarte Vierkant dat hem beroemd maakte klodderde hij in 1915 haastig over een andere, nog natte compositie heen. Daardoor was hij genoodzaakt voor de Biennale van Venetië in 1924 een nieuw doek te schilderen. Dit vierkant werd iets groter en het zwarte vlak staat wat scheef in het wit. Omstreeks 1930 zou Malevitsj nog twee zwarte doeken schilderen. Op het laatste vierkant ligt de inktzwarte verf dik op het wit en zijn er nauwelijks penseelstreken te zien.

Foto: Gert Jan van Rooij
Foto: Gert Jan van Rooij

Voor de tentoonstelling die nu in het Stedelijk Museum te zien is, is inspiratie geput uit de opstelling van de futuristische expositie 0,10 in 1915 in Petrograd (nu St. Petersburg). Alle herkenbare thema’s waren afgeschaft en Zwart Vierkant hing – heiligschennend als was het een icoon – hoog tussen 38 schilderijen van geometrische kleurvlakken tegen een witte achtergrond. Het Zwarte Vierkant in het Stedelijk hangt ook op die plaats, nu omgeven door vijftien suprematistische ‘onderdanen’, maar we zien niet het oerdoek uit 1915 dat inmiddels miljoenen waard is. Dit doek is uit 1929.

En dan schort het de schilder in de bol. Hij laat het kenvermogen achter zich, roept zich uit tot president van de ruimte en gaat zijn kunst onderwerpen aan de wetten van het heelal. Eerst laat hij de illusies van ruimte, perspectief en volume los en daarna moet ook de kleur eraan geloven. Vanaf 1918 werkt hij alleen in wit, het wit van de hitte uit het energetisch universum. Malevitsj, opgetogen: ‘Ik heb de blauwe lampenkap van de hemel naar beneden getrokken en ben aan gene zijde in de witte afgrond beland.’ De kunstenaar – een vooroordeel uit het verleden – heeft afgedaan.

Met de witte fase (1917/1918) bereikt de schilderkunst rond 1918 zijn einde. Vierkant wordt kubus en Malevtisj schakelt over op 3D. Hij gaat architektons maken, ruimtelijke constructies zonder functie. In 1920 verbieden de nieuwe machthebbers ‘kunst omwille van de kunst’.
Malevitsj trekt zich terug in het onderwijs en ontwerpt een monumentale theepot, waaruit het lastig schenkten is. Het Stedelijk Museum heeft één exemplaar op de kop weten te tikken. De verkoopprijs bedraagt € 1950,– , praktisch te geef.
In 1928 keert M. terug naar zijn schildersezel. Hij gaat ook weer figuratief aan de slag. Veel van zijn nieuwe werk voorziet hij, net als Zwart Vierkant uit 1915, van een vroegere datum. Dat is bedrog, maar wel zo consequent. Wie kunst en kunstenaar heeft uitgebannen kan niet doen alsof zijn neus bloedt en opnieuw prachtige goedgelijkende portretten gaan schilderen.

Ik heb Kazimir Malevitsj gezien en ben overtuigd geraakt van zijn genie. Deze Rus, die uit het Rijk van de Rede naar Absurdistan reisde, en terug, heeft met zijn Zwart Vierkant de geschiedenis van de esthetiek beslissend beïnvloed, zoals Albert Einstein – ook in 1915 – met zijn relativiteitstheorie de fysica herschreef. Suprematisme heeft een blijvende uitwerking op architectuur en design en inspireerde kunstenaars als Yves Klein en Mark Rothko. Tuinen, zwembaden, platenhoezen, metrologo’s, installaties van Bang & Olufsen en de stad Brasilia zijn allemaal gebaseerd op minimale geometrie. Malewitsj absurdistische Koe en viool loopt vooruit op Big Foot van Terry Gilliam in Monthy Python’s Flying Circus.

Ik ben niet geneigd om Malevitsj zijn februarisme, waarin ‘de logica van het burgermans-denken moet plaatsmaken voor het onzinnige en het gevoel’ al te zeer aan te rekenen. Gekte, het woord is uitgevonden door a-dynamicus Wim T. Schippers, heeft altijd mijn warme instemming. Ik heb zelf op 31 januari 1970 alle hoofdletters uit het tijdschrift waarvan ik de hoofdredactie voerde, verwijderd. Wie waren die kapitalen wel om zich zo arrogant boven de broodletters te verheffen? Nog altijd betreur ik dat ik er toen niet op gekomen ben om die daad als uiting van onvervalst JANuarisme kunsthistorisch van vleugels te voorzien.

Oké, Malevitsj was dus een excentriekeling en een megalomaan, maar hij was niet de enige. Frank Westerman heeft in Ingenieurs van de ziel laten zien hoeveel Russische kunstenaars
na hem de bouw van Stalins kanalen en stuwdammen zijn gaan verheerlijken. Hun lofzangen heten geen Zwart Vierkant maar De waterkrachtcentrale en Voorwaarts, tijd!. Ook aan de andere kant van de grote plas, lezen we in Zwagermans Americana, was gekte een courant artikel. Jackson Pollock leren wij kennen als zelfverklaarde messias, zijn kunst moest zelfs
het goddelijke ontstijgen. Door al zijn doeken zindert de complete kosmos. Roderick Hudson vond dat zijn sculpturen het begin en het einde van een Kosmisch Zijn belichaamden. Ook dichter bij huis is niet alles in orde. In Apocalyps, de verhalenbundel van Arnon Grunberg,
is de centrale waarschuwing dat wij allen door gevaarlijke gekken worden omringd, voorzover al niet de werkelijkheid onszelf knettercrazy gemaakt heeft.

Dus op naar Malevitsj! Speld zijn rode pollepel op en vermaak je met de a-logische schaar met het gesloten handvat en de desondanks openstaande snijbladen. Zoek de Vliegenier met de vork voor zijn kop. Kijk in de verschrikte ogen van de man Op de boulevard. Volg de strakke rooksliert uit de sigaret van een andere man die wacht op De likdoornsnijder.
Verbaas je over zijn zelfportret in twee dimensies. Haal de rogge van het land met cilindrische vrouwen. Ervaar, kortom, dat het mogelijk is om van kunst te genieten zonder precies te kunnen achterhalen waarom.

Kazimir Malevich en de Russische avant-garde, Stedelijk Museum Amsterdam, 19.10.’13-02.02.’14, expositie en catalogus

Wil Gompertz, Dat kan mijn kleine zusje ook, Meulenhoff, 2012

Lien Heijting, Malevitsj’ Zwart vierkant: naar het Niets, nrc.nl, 20.04.’07

Frank Westerman, Ingenieurs van de ziel, Atlas, 2002

Joost Zwagerman, Americana 1&2, Arbeiderspers, 2013

Arnon Grunberg, Apocalyps, Nijgh & Van Ditmar, 2013