Voor de Marina Abramović-tentoonstelling geldt een toeslag. Zie Stedelijk.nl/toeslag, ook voor uitzonderingen.

Nieuws — 17 okt 2014

Amsterdam, 16 oktober 2014 — Het Stedelijk Museum presenteert komend voorjaar, in het kader van de nationale herdenking van 70 jaar bevrijding, de tentoonstelling Het Stedelijk in de oorlog. De presentatie is opgebouwd met werk uit de eigen collectie en bevat uniek, niet eerder vertoond beeldmateriaal. Ook worden de resultaten van het herkomstonderzoek inzichtelijk gemaakt en van context voorzien. In Het Stedelijk in de oorlog komen vijf verhaallijnen samen: 

De jaren dertig: kunst op de vlucht

De tentoonstelling begint met joodse kunstenaars, verzamelaars en handelaren die hun land ontvluchtten nadat Hitler in 1933 aan de macht kwam. Hun kunst was door de nazi’s ‘entartet’ verklaard. Toenmalig conservator Willem Sandberg en Stedelijk-directeur David Röell steunden deze immigranten door middel van opdrachten en aankopen. Zo kocht het museum van kunsthandelaar Herbert Tannenbaum werk van onder meer Paul Klee en gaf Sandberg in 1938 Bauhaus-kunstenaar Johannes Itten opdracht voor een velum voor boven de monumentale trap. En terwijl in 1937 Hitlers tentoonstelling Entartete Kunst door Duitsland reisde zodat het publiek het werk kon beschimpen, gaf het Stedelijk moderne kunst juist positieve aandacht, met tentoonstellingen als Abstracte Kunst (1938) en Parijse Schilders (1939). 

Een bunker ter bescherming van de kunst

Nadat Willem Sandberg in 1938 in Spanje de verschrikkingen van de burgeroorlog zag, nam hij het initiatief voor de aanleg van een bunker in de duinen bij Castricum.
Het Stedelijk was zodoende het eerste museum met een bunker. Al snel klopten ook andere musea aan voor hulp, zoals Museum Boijmans van Beuningen, het Rijksmuseum (de bunker, ook wel ‘de kluis’ genoemd, herbergde een tijd de opgerolde Nachtwacht), het Frans Hals Museum en de Lakenhal. Maar ook privéverzamelaars deden een beroep op het Stedelijk, zoals de familie Van Gogh en diverse joodse verzamelaars. Uiteindelijk zou de bunker aan meer dan 500 collecties onderdak bieden. Na de oorlog kreeg het museum opvallende schenkingen als dank, getuige onder meer een werk van Van Gogh en van Kokoshka in de collectie. 

De bewaarde logboeken, ook in de tentoonstelling te zien, maken zichtbaar wie de bunker bezochten. Dat waren museummedewerkers en verzamelaars, maar ook verzetsmensen, en kunstenaars die inspiratie kwamen opdoen. Werkman was bijvoorbeeld al een tijd niet meer productief maar nadat hij in 1941 op uitnodiging van Sandberg de verstopte Rembrandts en Vermeers in de duinen kon bekijken nam zijn werklust weer toe.

Het museum in oorlogstijd

In de periode 1940-1945 waren de monumentale panden aan het Museumplein ingenomen door de Nazi’s en bevonden zich Duitse bunkers op het Museumplein. Waar andere musea hun deuren moesten sluiten of ingericht werden als ziekenhuis was het Stedelijk ‘gewoon’ open.
De bezetter dwong in 1943 twee propagandistische tentoonstellingen af: Kunstenaars zien den Arbeidsdienst en De Jeugdherberg van morgen. Maar het museum pleegde ook klein verzet door vaderlandslievende onderwerpen te programmeren als Stad en land (1942), met op de achtergrond opdrachten aan kunstenaars die zich niet hadden aangesloten bij de Kultuurkamer. Een ander voorbeeld is de tentoonstelling 150 jaar mode (1942), dat centraal op het affiche het woord ‘moffen’ had, wat al snel na de opening moest worden verwijderd.
Daarnaast kregen de aan het museum verbonden kunstenaarsverenigingen veel ruimte. Waar Röell en Sandberg voor de oorlog nog graag van hen af hadden gewild (ze stonden hun wens om van het Stedelijk een museum voor moderne en hedendaagse kunst te maken in de weg), werden ze nu omarmd. Aangezien deze kunstenaars zich hadden aangemeld bij de Kultuurkamer en dus ruimte moesten krijgen om zich te presenteren, vormden ze op dat moment een goed alternatief voor veel ergere Duitse inmenging.

De graficus Sandberg vervalste voor het verzet identiteitsbewijzen en was betrokken bij de voorbereidingen van de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister op 27 maart 1943. Alle leden van de verzetsgroep, waaronder Gerrit van der Veen, zouden worden gefusilleerd. Sandberg ontsnapte maar moest de resterende oorlogsjaren onderduiken.

In die periode ontwikkelde hij zijn Experimenta typografica, unieke experimenten op het gebied van grafische vormgeving die nog tot op de dag van vandaag tot de topstukken van het Stedelijk Museum horen.

Direct na de oorlog

Een van de eerste tentoonstellingen na de bevrijding wijdde Sandberg, inmiddels directeur, aan de clandestiene druksels van zijn omgekomen vriend Werkman. Ook de tentoonstelling Piet Mondriaan in 1946 was in alle opzichten een overwinning van de moderne kunst op het naziregime. De tentoonstelling bevatte de Victory Boogie Woogie, Mondriaans onvoltooide ode aan het einde van de oorlog. Sandberg, die het doek niet kon verwerven met de schamele middelen die hij na de oorlog had, liet een kopie maken die hij nog jaren in zijn werkkamer zou hebben als ultiem symbool van de vrijheid. De kopie bevindt zich nog altijd in de collectie van het Stedelijk.
Verder droeg het Stedelijk na de bevrijding bij aan de internationale recuperatie van roofkunst; Hans Jaffé, onderdirecteur onder Sandberg, was twee jaar lang actief als ‘Monuments Man’. Ook was Sandberg betrokken bij opdrachten voor vele oorlogsmonumenten in het land.

Herkomstonderzoek

De terugkeer van kunst naar de rechtmatige eigenaren was na de oorlog een vergaand probleem, onder meer doordat Sandberg, ter bescherming van joodse verzamelaars, hun namen in de bunker bewust niet noteerde. Velen kwamen niet terug, en in de chaotische tijd na mei 1945 belandden er kunstwerken in de collectie waarvan de herkomst decennia later nog een mysterie zou zijn.
Het Stedelijk heeft, zoals vele Nederlandse musea, de afgelopen jaren diepgaand onderzoek gedaan in het kader van het landelijke onderzoek ´Museale Verwervingen sinds 1933´. Het leverde 16 werken op die mogelijk niet in het museum thuishoren omdat ze bijvoorbeeld door verzamelaars verkocht waren onder druk van de omstandigheden of na de oorlog waren achtergebleven in het museum. Daaronder bevinden zich werken van Kandinsky, Matisse en Jan Toorop.

Van een aantal kunstwerken zijn de erven bekend en wordt er samen met de Gemeente Amsterdam (de huidige eigenaar) een verzoek ingediend bij de Restitutiecommissie, zodat een goede oplossing kan worden gevonden voor de toekomst van deze werken.
In de tentoonstelling worden de vaak tragische verhalen die achter deze werken schuilgaan toegelicht door zaalteksten, korte filmpjes en archiefstukken die na jarenlang speurwerk zijn gevonden. Ook wordt een aantal werken getoond waarvan nog steeds niet bekend is hoe ze in de collectie zijn beland. En daarmee eindigt de tentoonstelling met de conclusie dat de Tweede Wereldoorlog voor musea als het Stedelijk Museum nog geen afgesloten hoofdstuk is.
Voor meer informatie over de onderzochte werken in het Stedelijk, klik hier.
Voor meer informatie over het landelijke onderzoek Museale Verwervingen vanaf 1933, klik hier.

De tentoonstelling wordt gemaakt door Margriet Schavemaker, conservator en hoofd Onderzoek en Publicaties bij het Stedelijk Museum, in samenwerking met Margreeth Soeting, wetenschappelijk onderzoeker bij het Stedelijk en Gregor Langfeld, universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam.

Catalogus en kinderboek

Bij de tentoonstelling Het Stedelijk in de oorlog verschijnt bij uitgeverij Bas Lubberhuizen een catalogus onder redactie van Gregor Langfeld, Margriet Schavemaker en Margreeth Soeting, met essays van Rudi Ekkart, Gregor Langfeld, Roel Hijink, Margriet Schavemaker, Margreeth Soeting en Claartje Wesselink. (160 pagina’s, NL/EN, € 19,95).

Querido geeft bij de tentoonstelling een bijzonder kinderboek uit: De bevrijding van het Stedelijk, geschreven door K. Schippers. Hij neemt de lezer mee in zijn herinneringen als achtjarig kind aan de oorlog, de Bevrijdingsdag en daarna, inclusief de indrukken die hij opdeed toen hij in mei 1945 voor het eerst het Stedelijk Museum bezocht. Met illustraties van Daan Remmerts de Vries. (32 pagina’s, NL, € 14,95)

 

 

Noot voor de redactie: Voor meer informatie: Press Office Stedelijk Museum, 020 – 573 26 56 of pressoffice@stedelijk.nl.