Voor de Marina Abramović-tentoonstelling geldt een toeslag. Zie Stedelijk.nl/toeslag, ook voor uitzonderingen.

Nieuws — 8 mei 2017

Amsterdam, 8 mei 2017 - Het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum Amsterdam programmeren deze zomer werk van de Franse kunstenaar Jean Dubuffet (1901-1985). Het Rijksmuseum presenteert sculpturen van de kunstenaar in de museumtuinen, het Stedelijk toont voor het eerst alle werken die het van Dubuffet in de collectie heeft.

Hoe kunnen gedachten, die alle kanten op schieten, verbeeld worden in een schilderij? En hoe kun je in een kunstwerk een wereld tonen die verder gaat dan de objectieve waarneming? Het hield Dubuffet vanaf de jaren veertig altijd bezig.

De eerste zaal van de tentoonstelling laat schilderijen en litho’s uit de jaren 50 zien, een periode waarin Dubuffet experimenteerde met in de schilderkunst ongebruikelijke materialen als asfalt en glas. Ook in de compositie schept hij bewust verwarring, want hij mengt twee perspectieven door elkaar: de opwaartse blik en het panoramisch perspectief.
In de tweede zaal ligt de nadruk op schilderijen en sculpturen uit de jaren 60, toen Dubuffet aan een ‘irrationele wereld’ werkte, in een cyclus waarin hij figuren, landschappen en objecten reduceerde tot een wirwar van zwarte lijnen tegen een witte ondergrond met kleuraccenten. Het resultaat is een verwarrende illusie van holtes en uitstulpingen.

Edy de Wilde, van 1963-1985 directeur van het Stedelijk, bouwde een grote collectie van Dubuffet op en organiseerde in de jaren 60 tentoonstellingen van zijn werk. De Wilde’s beleid om werken van hedendaagse kunstenaars te verkrijgen leidde ertoe dat hij een aantal werken rechtstreeks van de kunstenaar zelf aankocht. Dubuffet, die graag wilde dat een representatieve selectie van zijn werk in een Europees museum te bezichtigen was, schonk het Stedelijk in 1965 ook een aantal van zijn werken.

Jean Dubuffet werd in de jaren 50 en 60 vooral bekend als schilder, tekenaar en graficus. In de late jaren 40 en jaren 50 heeft hij een cruciale rol gespeeld in de waardering voor de kunst van psychiatrisch patiënten, kinderen en autodidacten die tegenwoordig als ‘outsider art’ wordt aangeduid. Dubuffet noemde hun werk ‘art brut’, rauwe kunst. De onaangepaste en onbedorven creativiteit en de zeggingskracht van hun beelden vormden een bron van inspiratie voor kunstenaars die in de 20ste eeuw naar vernieuwing zochten, in Nederland bijvoorbeeld de kunstenaars uit de Cobra-groep (Constant, Corneille, Karel Appel). In de jaren 60 werd zijn werk gaandeweg grafischer van karakter en maakten de enkele menselijke en dierlijke figuur plaats voor complexe scenes die zijn opgebouwd uit contourlijnen rond ‘cellen’ in heldere kleuren.

De tentoonstelling Jean Dubuffet: The Deep End wordt samengesteld door gastconservator dr. Sophie Berrebi, docent kunstgeschiedenis Universiteit van Amsterdam.

Berrebi beschrijft in haar essay voor de catalogus voor het Rijksmuseum de geschiedenis die Dubuffet had met Nederland en het Stedelijk, een geschiedenis die begon de ontdekking van zijn werk door Corneille en Karel Appel in Parijs in 1947 en de eerste aankopen door Willem Sandberg in de jaren 50.