Blog — 17 jun 2015 — Maurice Rummens

Maurice Rummens is wetenschappelijk medewerker bij het Stedelijk Museum in Amsterdam. Speciaal voor Pinksteren 2015 schreef hij dit blog over de kazuifels die Matisse ontwierp voor een kapel in het Zuid-Franse Vence.

Met Pinksteren wordt in een kapel in het Zuid-Franse Vence, waarvoor Matisse de gehele decoratie maakte, een zelfde rode kazuifel (priestergewaad voor de eredienst) gedragen als te zien is op de tentoonstelling De oase van Matisse in het Stedelijk Museum. De oorspronkelijke uitvoering hangt samen met het stralende ontwerp in gouache en andere kazuifels op de bovenverdieping van de Matisse-tentoonstelling. In de kapel worden latere uitvoeringen gedragen. Het rood symboliseert het vuur van de Heilige Geest, die op de gelovigen neerdaalt, wat met Pinksteren wordt gevierd.

Henri Matisse, ontwerp voor rood kazuifel (voorkant), ontworpen voor de Rozenkranskapel van de zusters dominicanessen van Vence, laat 1950-1952, gouache op papier, uitgeknipt en geplakt op papier, 128,2 x 199,4 cm, The Museum of Modern Art, New York, verw
Henri Matisse, ontwerp voor rood kazuifel (voorkant), ontworpen voor de Rozenkranskapel van de zusters dominicanessen van Vence, laat 1950-1952, gouache op papier, uitgeknipt en geplakt op papier, 128,2 x 199,4 cm, The Museum of Modern Art, New York, verw

Opmerkelijk is dat het project van die kapel toevallig tot stand kwam. Een jonge leerling-verpleegster die Matisse verzorgt en ook zijn model is, gaat het klooster in bij de zusters dominicanessen. Ze wordt ziek en komt voor herstel naar Vence, ontmoet de daar woonachtige Matisse weer en wordt opnieuw zijn pleegzuster. In 1947 toont ze Matisse een eigenhandige schets voor een glas-in-loodraam en vertelt ze hem dat de zusters dominicanessen van Vence een nieuwe kloosterkapel willen bouwen. Matisse is nooit aangesloten geweest bij een kerkgenootschap en heeft geen ervaring met religieuze kunst, maar hij zegt dat hij dat raam zelf wel wil ontwerpen. Het decoratieve is namelijk een sleutelbegrip in zijn werk. Als zij vervolgens een jonge broeder dominicaan met belangstelling voor architectuur ontmoeten, die ook voor herstel naar Vence is gekomen, ontstaat het plan om Matisse de hele kapel te laten decoreren. De kazuifels zijn het laatst aan de beurt.

Henri Matisse, Chapelle du rosaire / Rozenkranskapel van de dominicanessen, Vence, 1949-1951
Henri Matisse, Chapelle du rosaire / Rozenkranskapel van de dominicanessen, Vence, 1949-1951

De knipselontwerpen voor de kazuifels, die traditioneel elk een andere kleur hebben (behalve rood, zijn ze groen, wit, paars, zwart en goudkleurig, afgestemd op de kerkelijk seizoenen), hingen in 1952 nog bij Matisse thuis aan de muur. Ze werden door bezoekers als Picasso  bewonderd en vergeleken met ‘grote kleurrijke opgeprikte vlinders’. Alfred Barr, auteur van het eerste standaardwerk over Matisse, rekende ze tot ‘de puurste en stralendste werken die Matisse ooit maakte’. Op de tentoonstelling kan men zien hoe verfijnd deze gewaden onder supervisie van Matisse zijn uitgevoerd door de Ateliers d’Arts appliqués van de zusters dominicanessen in Cannes, met stoffen die Matisse zelf had uitgezocht.

Het rode kazuifel wordt niet alleen gedragen op feestdagen van de Heilige Geest, maar ook op gedenkdagen van heiligen die de marteldood zijn gestorven. Rood staat dan voor het bloed van de martelaren. Matisse heeft daarom aan de voorkant onder meer zwart-gele kruisjes afgebeeld en aan de achterkant zwart-gele x-vormen. Die laatsten associeerde hij zelf met ‘muskieten die het leven ondraaglijk maken’. Het rood staat daar voor een ‘verschroeiend hitte op een eiland omringd door een warme golfstroom’, de grotere gele banen voor ‘riet en bamboe’. Zo gebruikte hij voor elk kazuifel symbolen, die voor zijn gevoel het sterkste zijn functie uitdrukten. Tevoren had pater Couturier, de drijvende kracht achter de inschakeling van moderne kunstenaars voor de modernisering van de kerkgebouwen in Frankrijk, bevestigd dat Matisse vrij was om zelf symbolen te bedenken.

Henri Matisse, kazuifel (achterkant), 1952, satijn, zijde en velours, 116,8 x 193 cm, The Museum of Modern Art, New York, schenking Mrs. Charles Suydam Cutting
Henri Matisse, kazuifel (achterkant), 1952, satijn, zijde en velours, 116,8 x 193 cm, The Museum of Modern Art, New York, schenking Mrs. Charles Suydam Cutting

De decoraties op deze gewaden zijn afgestemd op de kleurrijke composities van de glas-in-loodramen. Bij het dragen bewegen de kleuren in de ruimte. Samen met de weerspiegeling van de kleuren van het glas op de witte vloer en muren bewerkstelligt dit het gesamtkunstwerk-effect van de kapel, precies zoals Matisse het heeft bedoeld. In het benedencircuit van de tentoonstelling zijn ontwerpen te zien voor de Maria en kind-voorstelling die Matisse uiteindelijk met zwarte emailverf op witte muurtegels van de kapel aanbracht. Ook hier versterkt de weerspiegeling van de kleuren van de glas-in-lood-ramen op die tegels het totaaleffect.

Terwijl bij andere meesters van de moderne kunst het toegepaste werk vaak een afgeleide, in het slechtste geval een slappe nabootsing is van hun vrije werk, is Matisse daar vaak op zijn best. Dat blijkt niet alleen uit voornoemde werken, maar ook uit het ontwerp voor een muurschildering in het Amerikaanse Merion, Pennsylvania, en de monumentale knipselontwerpen voor luxueuze wandbespanning en tapijten in de Oase van Matisse.