Blog — 27 jul 2015 — Laure van den Hout

Woorden in spiegelschrift.
Een juist woord op de verkeerde plek
en een verkeerd woord op de juiste plek.

Robotwoorden.
Woorden om op droomtoga’s te stikken.

Hans Arp, Worte (fragment), 1961
Vertaling: Erik De Smedt
Uit: Hans Arp, Gesammelte Gedichte: Gedichte 1957-1966

‘Natúúrlijk,’ hoor ik een bezoeker zeggen, ‘dat het zo echt lijkt, dat komt door die vingertjes. Heb je die gezien? Die bewegen allemaal zo sierlijk en los van elkaar. Alsof ze piano speelt in de lucht.’ Natuurlijk vallen ook mij haar soepele gewrichten, witleren laklaarzen, keurig gekamde haar, schaars omklede lijf en vogelmasker op. Natuurlijk is Female figure in de eerste plaats die verleidelijk bewegende vrouwfiguur in robotvorm. Toch is het iets anders dat mijn aandacht trekt: haar taal en spraak. En in het bijzonder die ene zin: I’d like to be a poet.

Jordan Wolfson, Female Figure, 2014, Foto: Gert Jan van Rooij
Jordan Wolfson, Female Figure, 2014, Foto: Gert Jan van Rooij

De reden dat de uitspraak ‘I’d like to be a poet’ opvalt is omdat hij afwijkt van de rest van Female figure’s zinnen. Haar taalgebruik is namelijk – op enkele popliedjes die ze playbackt na – overwegend constaterend. Ze zegt dingen als: ‘I’m gay’ en ‘This is my house’. Of reciteert een opeenvolging waarin het lijkt alsof ze in dialoog is met zichzelf of haar maker: ‘Say feeling love / Just say feeling love / Okay / Feeling love / Okay now what should I tell them / Tell them / Touch is love / Say touch is love / Touch is love / Touch is love / Now close your eyes / Now close your eyes / Now close your eyes / Close your eyes / Close your eyes.’

In plaats van iets te zijn, is er in de zin ‘I’d like to be a poet’ sprake van een verlangen iets te worden. Bovendien is dat wat Female figure graag zou willen worden heel specifiek. Een dichter. Een poëet. Schepper in plaats van uitvoerende. Subject in plaats van object. Als je de zin ontleedt, onthult zowel ‘I’d like to be’ als ‘a poet’ pijnlijk menselijke motieven, te weten: verlangen en betekenisgeving. Verlangen naar betekenisgeving. Het is in dit kader wellicht interessant te weten dat etymologie van het woord poëzie teruggaat op het Griekse poiesis, hetgeen maken of scheppen betekent. Iets een betekenis geven, is iets laten verworden tot (ook) iets anders. Het is het oprekken van een kader, of zelfs het scheppen van een kader.

Wie poëzie leest, is op zoek naar betekenissen. Elke keer opnieuw. Poëzie zet onze normale omgang met taal op losse schroeven; het in de war sturen van onze beleving en ons begrip van taal is haar beginselverklaring. Ze kneedt ons hoofd en morrelt aan het talig kader waarmee we de wereld begrijpen en dit begrip kunnen vertalen (overbrengen) naar een ander. Ze haalt de werkelijkheid dichterbij door er uitdrukking aan te geven en slaat tegelijkertijd – juist door er uitdrukking aan te geven – een kloof tussen woord en werkelijkheid. In poëzie houden we er rekening mee dat de woorden die wij in ons dagelijks leven gebruiken ineens meer betekenen en iets anders communiceren.

Wat Arp lijkt te willen onderzoeken is de relatie tussen het begrip ‘woorden’ en woorden die dingen verbeelden.

— Laure van den Hout

In zijn gedicht Worte verbindt Hans Arp (1886-1966) – beeldend kunstenaar, schrijver, dichter en een van de voormannen van Dada – dingen die we kunnen kennen, zoals wandelingen, bergen en bloemen, aan het woord ‘woorden’. Arp schotelt ons allerhande combinaties voor: ‘woorden op wandelingen’, ‘woorden van mond tot afgrond’, ‘woorden om in troebele wateren te vissen’ en ‘woorden van zwevende bergen / of als u dit overdreven vindt / woorden van wolkenbergen’. Wat Arp lijkt te willen onderzoeken is de relatie tussen het begrip ‘woorden’ en woorden die dingen verbeelden (die in zekere zin iets uit de werkelijkheid weerspiegelen).

Hoeveel soorten woorden Arp ook aandraagt, hoe hij ze ook typeert, ze blijven je ontglippen. Het is zoals de lucht of een weide op een impressionistisch schilderij: vegen blauw en toetsen wit die wij vervolgens interpreteren als lucht, klodders witbruin in het gras die ook zomaar een kudde in de wei liggende koeien kunnen zijn. Het vraagt om onze duiding en gooit ons onophoudelijk in het diepe. Je vindt niet één antwoord, blijft zowel lucht als toetsen verf zien, zowel koeien als pasteuze klodders. Onze duiding, onze interpretatie. De verantwoordelijkheid van een blik. Zoals ook Arps ‘dromende vlokkenwoorden’, ‘bovenpoppige woorden’, ‘bloemwoorden van bovenpoppige bloemen’, ‘woorden van stokoude treinen opgehoest door hun slacentrifuge’, ‘gebalsemde woorden’ en ‘beekjeswoorden’ duidelijk maken. Ze werpen je terug op je eigen lezing, je eigen waarneming. Om met dichter Martinus Nijhoff (1894-1953) te spreken: ‘Lees maar, er staat niet wat er staat.’ (Kijk maar, je ziet niet wat je ziet.)

Voordat ik verderga, wil ik duidelijk maken dat het niet mijn bedoeling is een uitspraak te doen over wat de poëzie vermag. Wat mij fascineert is een beeldend kunstenaar die een robotsculptuur maakt en haar laat zeggen dat ze graag een dichter zou willen zijn. Naar aanleiding daarvan wil ik erbij stilstaan dat, hoewel haar bewegingen haar echt doen lijken, het de uitspraak ‘I’d like to be a poet’ is die haar menselijk maakt.

Als poëzie lezen een zoektocht naar betekenis is, naar loutering, begrip, vertwijfeling, ongeloof, onthutsing en verwondering, dan is het een ervaring waardoor je je diep menselijk voelt. Ze toont dat wat nog niet op afroep beschikbaar is: de niet-eenduidigheid van een creatie. Ook Wolfsons animatronics zijn niet zonder meer eenduidig. Dit blijkt al uit de opmerking van de bezoeker die het heeft over dat het zo echt lijkt door de manier waarop haar ‘vingertjes’ bewegen. Met echt lijkt ze te bedoelen fysiek gelijkend: lichamelijk. Of misschien zelfs: menselijk. Maar het is een robot.

‘There is something about movement and there is something about gravity that makes me, and what I also believe the viewer, to become present in their own body. That you actually have a kind of physical reaction to these things’, zegt Wolfson over animatronics in een ARTtube-filmpje waarin met name het werk Colored sculpture, dat te zien was tijdens MANIC / LOVE, het eerste deel van zijn solotentoonstelling in het Stedelijk, in beeld komt. Dit gewaarworden van je eigen lichamelijkheid speelt ook bij Female figure een belangrijke rol. Wat de bezoeker beschrijft, herken ik ook: zien hoe haar vingers minutieus bewegen, rijmt met hoe het voelt als ik mijn vingers op eenzelfde wijze beweeg. Hetzelfde effect hebben haar andere bewegingen. Ik voel haar heupwiegen in mijn eigen lijf.

Ook al zitten er bij Female Figure scharnieren op de plek waar wij schouders hebben, ook al is ze met een stang verbonden aan een spiegel, de bewegingen die ze maakt zijn geloofwaardig. Die lichamelijkheid roept een menselijke associatie op.

Het gewaarworden van je eigen lichamelijkheid, zou je kunnen doortrekken naar het bewust worden van je eigen menselijkheid, je mens-zijn. Daarin is (ook) het praten van de animatronics – oftewel taal en spraak – van wezenlijk belang. Zoals de bewegingen je bewust maken van je lichaam, maken de woorden (taal) je bewust van je geest.

Taal benadrukt het menselijk verlangen tot betekenisgeving. Door te benoemen wordt iets echt dat eerder nog niet in die hoedanigheid bestond. Zo wordt Female Figure in drie simpele woorden gay. De ruimte waarin ze verblijft wordt, in vier simpele woorden, haar huis. Door taal kunnen we ons profileren, onszelf een wereld aanmeten. Spreken is maken, is zien. Echter, wie alleen maar beweert (‘I am’, ‘This is’) en niet verlangt (I’d like to be’), geeft wel blijk van een mentale wereld, maar komt minder menselijk over. Wolfson heeft dat goed begrepen en laat Female Figure verlangen. De aard van haar verlangen is hierbij van cruciaal belang. Wolfson kiest er niet voor Female Figure een instinctief en dus dierlijk verlangen te laten benoemen, zoals lust, iets dat gezien haar sexy dansmoves en dito outfit verre van onlogisch zou zijn. In plaats daarvan geeft Wolfson haar het verlangen om iets te willen scheppen en laat haar dat nota bene benoemen – ‘I’d like to be a poet’. Die meerduidigheid, als robot verlangen iets te worden en dan bovendien iets dat zélf in staat is iets te creëren dat door anderen geduid moet worden – met andere woorden: wat anderen weer oproept tot een vorm van scheppen omdat ze er betekenis aan moeten geven – is wat die uitspraak fascinerend, en wat Female Figure menselijk maakt.