Blog — 11 nov 2013 — Liesbeth Crommelin

Door Liesbeth Crommelin
Oud-conservator Toegepaste Kunst en Vormgeving, Stedelijk Museum en initiatiefnemer van deze hommage

Uit de vele beelden die samen mijn herinnering aan Herman vormen, zal ik moeten kiezen wat voor mij belangrijk is geweest in de tijd waarin wij elkaar regelmatig zagen en gesprekken hadden over zijn werk, een periode die ongeveer de laatste vijftig jaar van de vorige eeuw beslaat.

Om te beginnen zijn er de bezoeken aan het atelier in Baambrugge, altijd een verademing - die ruimte - en daarin Hermans monumentale werken die letterlijk op de wand hun vorm kregen. Désirée was daar altijd aanwezig om commentaar en steun te verlenen, waar Herman niet altijd van gediend was.

Logisch vervolg vormden de tentoonstellingen in het Stedelijk waar conservator Wil Bertheux en Herman in een boeiende dialoog tot de enig juiste opstelling kwamen waarbij ieder werk zijn eigen waarde en ruimte kreeg.

Ook de ontmoetingen buiten het museum waren heel belangrijk voor mij. Ten eerste ontmoetten we elkaar een aantal malen op de Biennale van Lausanne, die hoewel meer kunstbeurs dan tentoonstelling, toch altijd interessante ontdekkingen opleverde en die vooral een open gesprek mogelijk maakte met mensen die onder zeer verschillende omstandigheden waren opgegroeid, zoals de kunstenaars die nog achter het IJzeren Gordijn leefden.

Tweemaal ben ik met Herman in de Verenigde Staten geweest. In 1984 naar Philadelphia waar het Bureau Beeldende Kunst Buitenland de tentoonstelling The Textile Paradigm mogelijk had gemaakt, een initiatief van Warren Seelig, textielkunstenaar en docent, net als Herman. Nederland werd daar voorgesteld als het centrum van de West-Europese textielkunst, als tegenhanger tot de Oost-Europese.

Herman's werk was in New York een aantal malen te zien geweest in de galerie van Ruth Kaufmann. In 1992 organiseerde The Minneapolis Institute of Art een tentoonstelling van haar collectie textielminiaturen met de titel Intimate and Intense. Sheila Hicks, een meester in wat nu "netwerken" heet, organiseerde daar een symposium waarvoor Herman en ik werden uitgenodigd als panelleden. Herman als nestor van de Nederlandse textielkunst.

Sheila nam ons ook nog mee naar een villa van Frank Lloyd Wright en Herman wilde graag werk van de architect Louis Sullivan zien. Op onze laatste vrije dag zijn we samen met een Greyhound bus naar Owatonna gegaan om Sullivan's Farmers' Bank te bekijken en veel te fotograferen.

Ik ben ongelofelijk dankbaar dat ik voor het Stedelijk belangrijke stukken van Herman kon tonen en enkele ook verwerven. Zijn werk zal uniek blijven door eigenzinnig kleurgebruik, structuur en ruimtelijkheid. Dank aan Herman en Desirée voor de herinneringen om door te geven.

Sebastiaan Scholten
Zoon van Herman en Desirée Scholten

Zoals ieder kind was Herman als kleuter bezig met keurig knippen, plakken, vouwen en kleuren. Vooral het maken van vlechtmatjes deed hij met veel overgave. Later heeft hij mij dat als kind vaak voorgedaan.

Op weg van school naar huis, liep Herman altijd langs de Amsterdamse Kunstnijverheidsschool. En die school – die later de Gerrit Rietveld Academie zou gaan heten – fascineerde hem enorm. Die fascinatie leidde er uiteindelijk toe dat zijn tekenleraar hem aanraadde om met de HBS te stoppen en naar die ‘kunstschool’ te gaan. En zo gebeurde het dat mijn getalenteerde vader al op uitzonderlijk jonge leeftijd van 16 jaar naar de Kunstnijverheidsschool mocht gaan, waar hij zich meteen helemaal thuis voelde.

Wellicht geïnspireerd door zijn vlechtmatjes uit zijn tijd op de kleuterschool, kiest hij als vanzelfsprekend voor de weefklas. Daar leert hij ook onze moeder kennen: Desirée van de Rivière. Hun gezamenlijke liefde voor textiel, hun gedeelde opvattingen en diepgaande interesse voor moderne kunst brengt hen samen. Samen bezoeken ze veelvuldig het Stedelijk Museum. Zij maken er kennis met de vooruitstrevende kunst van Mondriaan, De Stijl en Cobra. Deze moderne kunst vormt in het begin van de jaren ’50 de inspiratie van mijn vader.

Na hun studie richtte Herman met onze moeder in 1954 een weefatelier in Amsterdam op. Later betrokken zij in Baambrugge een huis met atelier, speciaal voor hen ontworpen door hun vriend en architect Gerrit Rietveld, die zij als docent op de Kunstnijverheidsschool hadden leren kennen. Een prachtig huis aan rivier De Angstel, waar wij als familie een goed leven hebben gehad met licht, lucht en ruimte. Waar Clifford werd geboren in 1958 en ik zeven jaren later, in 1965.

Mijn ouders gingen autonome kleden maken en geleidelijk kreeg hun werk meer bekendheid, mede door de deelname aan textielbiënnales in Lausanne. In de jaren ’70 nam Hermans carrière een vlucht met een prestigieuze opdracht voor het Provinciehuis Noord-Brabant, waarna nog veel meer opdrachten volgden. Naast vele groepstentoonstellingen volgde in 1977 een duotentoonstelling met onze moeder in Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam. Een paar jaar eerder had Herman al een prachtige solotentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam gehad. Hoewel de belangstelling voor textielkunst in de jaren negentig over z’n hoogtepunt heen was, krijgt Herman in 1991 wederom een tentoonstelling in het Stedelijk. De band tussen het Stedelijk en mijn vader is altijd heel nauw geweest.

Naast kunstenaar was Herman ook docent, eerst in Enschede en Eindhoven, later in Amsterdam. Van 1971 tot 1989 was hij verbonden aan de Rietveld Academie. Eerst als docent en later als coördinator van de afdeling Textiele Vormgeving.

Samen met onze moeder maakte Herman deel uit van een generatie vernieuwers die een revolutie bewerkstelligde binnen de toegepaste kunsten. Vanuit de traditie en het ambacht hebben zij de textielkunst weten te vernieuwen. Kroon op zijn carrière was de toekenning van de Oeuvreprijs van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst in 1998.

Onze vader heeft in ruim vijftig jaar zo’n 150 wandtapijten gemaakt die in binnen- en buitenland zijn geëxposeerd en verkocht. Zo’n 90% van zijn werk is het eigendom van bedrijven, overheden, particulieren en musea zoals het Stedelijk Museum, Boijmans van Beuningen, Centraal Museum. Kröller-Müller en het Textielmuseum. In 2009 is het archief van onze ouders overgedragen aan het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) te Den Haag.

Wij zijn erg trots op Herman. Met toewijding, overtuiging en inzet heeft hij uitdrukking gegeven aan wat er in hem omging en wat hem inspireerde als kunstenaar, ambachtsman - een wever van kleden om precies te zijn. Bedankt pap voor al dat mooie werk! We zullen er goed voor zorgen, want het blijft een levend aandenken aan jou.

Madeleine Bosscher
Kunstenaar 

Onlangs hoorde ik dat mijn kleed Vierkantjes momenteel te zien is in het Stedelijk Museum.* Er stond ook in de mail dat bezoekers zich verwonderden over de toegepaste techniek. Terug denkend, bedacht ik dat ik toen, in 1976, enorm zat te worstelen met de dubbele weefbinding op mijn contramars weefgetouw, om mijn idee van de vierkantjes uit te voeren. Ik kwam er niet uit.

In die tijd kwam ik regelmatig bij Herman en Desirée. Ik legde mijn probleem aan Herman voor en hij tekende direct met potlood op een stukje papier welke schachten aan welke trappers gebonden moesten worden en in welke volgorde te trappen. Herman had zelf zijn techniek vereenvoudigd tot het matjes vlechten in groot formaat op platen multiplex tegen de muur. Maar hij schudde het ingewikkelde dubbel weven zo uit zijn mouw. Ik heb in mijn schrift gezocht naar de optekening van Herman maar het is natuurlijk weg [maar ondertussen gelukkig teruggevonden]. Het kleed hangt er weer en dat is leuk. Dus, Herman nogmaals bedankt!

* Op dit moment is Vierkantjes niet op zaal te zien.

Agnes Groot
Secretaris Stichting Profiel

Textielkunstenaar Herman Scholten maakte vanaf de oprichting van de Stichting Profiel deel uit van haar commissie, samen met conservator Toegepaste kunst van het Stedelijk Museum Amsterdam Liesbeth Crommelin en docent textiele werkvormen Fenny Nijman. Met hen vertegenwoordigde de commissie drie specialisaties op het gebied van de textielvormgeving. Deze combinatie bleek bijzonder geschikt voor het doel dat initiatiefneemster Nel Rol zich met haar Stichting Profiel heeft gesteld. De Stichting wil met het uitreiken van een tweejaarlijkse prijs haar waardering tot uitdrukking brengen voor een bijzondere bijdrage op het gebied van de textielvormgeving in de ruimste zin van het woord.

Herman Scholten was betrokken bij vijf voordrachten voor de Profielprijs en bij de uitreiking ervan in de periode 1990-1998. De prijs bestond uit een geldbedrag en een trofee. Bij het teruglezen van de vijf schriftelijke motivaties valt op te merken, dat de commissie een zienswijze op de textielprijs ontwikkelde en voorts dat de commissie aangaf waarom haar voordracht binnen de aangegeven categorieën van de Stichting paste. De argumenten van de commissie overtuigen ook nu nog, mede dankzij Scholtens kritische blik op tekst.

Voor de uitreiking van de eerste Profielprijs van de Stichting in 1990 heeft de commissie Wil Bertheux voorgedragen, hoofd van de afdeling Toegepaste kunst van het Stedelijk Museum Amsterdam. Uit de motivatie van de commissie blijkt een grote waardering voor Bertheux’ visie op het gebied van collectioneren en presenteren, met name voor de textielkunst. Het was zijn overtuiging dat ieder werk zijn eigen ruimte in een opstelling moet krijgen. Voor het presenteren van de nieuwe textiel werd deze uitspraak toonaangevend. Als voorbeeld noemt de commissie de internationaal erkende tentoonstelling Perspectief in Textiel (1968) en Structuur in Textiel (1976).

In 1992 wees de commissie in haar voordracht voor de Profielprijs Marta de Wit aan voor haar procesmatig onderzoek van het verschijnsel “kleding” en haar nieuwe modefilosofie. In 1994 werd het oeuvre van Marian Bijlenga voorgedragen voor de Profielprijs. Marian Bijlenga ontwikkelt structuren en objecten waarbij zij veelal gebruik maakt van textiele materialen. De Profielprijs 1996 werd aan Carin van Nes uitgereikt. Als textielrestaurator en -adviseur droeg zij nieuwe opvattingen uit over textielconservering. Voor zijn veelzijdige oeuvre waarin textiele materialen en technieken veelal belangrijke uitgangspunten zijn, ontving Jeroen Vinken de Profielprijs in 1998. De motivaties, geschreven in de periode 1990-1998, zijn te vinden op www.stichtingprofiel.eu. Herman Scholten was gedurende deze jaren een drijvende kracht voor de Stichting Profiel.

Annelies van der Schatte Olivier
Vriendin 

Herman en Desirée Scholten waren een begrip in de kunstwereld, twee gedreven kunstenaars onder één dak. Met een eigenzinnige kijk op textielkunst. Vlak na hun afstuderen bezochten zij het Kröller-Müller museum. De directeur professor Hammacher liet hen Franse wandkleden zien, kopieën van moderne schilderijen. Herman en Desirée hadden er geen goed woord voor over, waarop Hammacher hen een opdracht gaf om een kleed voor het museum te maken zodat ze konden laten zien wat hun voor ogen stond. Hammacher had goed gezien, zij hebben zich ontwikkeld tot voorlopers van de nieuwe stroming in de textielkunst.

Het eigenzinnige van Herman komt goed uit in zijn kleden, een direct herkenbaar eigen beeldtaal. Krachtige composities met een sterk ruimtelijke werking en evenwichtig kleurverloop. Hij was een beeldend kunstenaar geworden die met textiele materialen werkte.

Jerven Ober en ik kenden hen van openingen en volgende hun ontwikkeling, maar bevriend waren wij niet. Na het overlijden van Desirée zijn Herman en ik hechter bevriend geraakt. Onze belangstelling voor de abstracte stromingen in de moderne kunst groeide uit tot een gedeelde deelname aan de kunstwereld. Wij hebben samen jarenlang tentoonstellingen bezocht en kunstreizen gemaakt, altijd eindigend in Hermans Rietveldhuis in Baambrugge of een visje bij De Punt.

Herman was teleurgesteld over de ontwikkelingen in de textielkunst die in de generaties na hem op een dieptepunt kwamen. Hij vond dat er op een paar uitzonderingen na niets interessants gebeurde. Na zijn overlijden bezocht ik de overzichtstentoonstelling in het Textielmuseum in Tilburg met werk uit de tweede helft van de vorige eeuw en wandkleden van nu met een hoog niveau. Wat zou het Herman goed hebben gedaan als hij dat nog had kunnen zien.

Zo integer en trouw als Herman aan zijn werk was, zo integer en trouw was hij ook als vriend. We hebben goede jaren samen gehad.

Marian Bijlenga
Kunstenaar en leerling van Herman Scholten

Begin jaren ’80 kwam ik wekelijks in Baambrugge op het atelier van Herman en Desirée. Ik werkte met Desirée aan haar kleden. In die tijd waren de weefgetouwen verdwenen, Herman maakte zijn kleden op een houten wand, de contouren in spijkertjes uitgezet. Het was elke keer verbazend hoe de kleine kleurpotlood-ontwerpen op ansichtkaartformaat, 30 x vergroot, hetzelfde karakter hielden in geweven vorm, monumentaal, in overleg met architecten in opdracht gemaakt. Maar wat mij het meest fascineerde, was de contour van spijkergaatjes, achtergebleven op de wand als het kleed af was.

In 2006 keerde ik terug naar dat atelier. Herman zou gaan verhuizen naar het Rosa Spier Huis en ik wilde de wand vastleggen, waar Herman bijna 30 jaar op had gewerkt. Ik kon een week in het atelier blijven, heb de wand 1 op 1 op transparant papier gekopieerd. Eén groot raderblad waar alle contouren van 30 jaar werk zichtbaar werden. Zeer inspirerend.

Ik groepeerde de duizenden gaatjes tot steeds andere puntenreeksen en net zoals Herman bouwde ik vanuit kleine elementen een groter ding. Hij kwam op mijn atelier en ik ging regelmatig langs in Laren om hem op de hoogte te houden. Hij vond het mooi dat ik doorging waar hij was gestopt. Samen hebben we in 2008 een expositie kunnen maken, met Arie de Groot erbij, in Museum Waterland in Purmerend.

Ik ben blij dat ik één van Hermans latere werken in mijn huis heb hangen. Stukje uit 1996.
Zo leeft hij voort…

Gijs Bakker
Ontwerper 

Of we nu in Baambrugge, Amersfoort of Loosdrecht bij elkaar kwamen, er was altijd volop discussie. Zodra onze kinderen buiten gehoorsafstand waren brandde het los. Een van de steeds terugkerende onderwerpen; is het nu kunst of toegepaste kunst? Natuurlijk waren WIJ met kunst bezig, tenminste, dat was onze opvatting. Als een schilderij van Picasso werd omgezet in een textiel wandkleed was dat voor Herman en Desirée vloeken in de kerk en als daarbij er ook nog eens hoge bedragen voor werden neergeteld was de frustratie kompleet. Een wandkleed moest zich verhouden tot het gebruikte materiaal en de techniek en als dat werd genegeerd, zoals bij een getuft tapijt dan had het niets met kunst te maken.

Nu zoveel jaren later vind ik het spijtig te constateren dat de meeste textielkunstenaars hebben afgehaakt en het onderspit gedolven hebben ten opzichte van de beeldende kunst. Ideeën op het gebied van textiel worden nu door designers ontwikkeld, zowel als gebruikstextiel en als zelfstandige kunstvorm.

Sheila Hicks
Artist

What I remember about Herman was how he took charge of situations - especially when he knew he was right. For instance, at the last exhibition staged by the Lausanne Tapestry Biennale committee, I recall that he arrived shortly before the opening ceremony when the show was already hung. He was not pleased with the placement the curators had delegated to his work, insisted it be unhung and rehung inside the room where Kobayashi, the Japanese artist, and I had been working for a week composing the perfect harmonious environment. While it was bound to transform the room into something we had not intended there was no way to convince Herman of this so we stood by and watched him hoist and hang his fractured geometrical tapestry on the entrance wall. He was satisfied and successful. We were eclipsed. Herman knew what he wanted and achieved it. A rewarding life well lived.

Danielle Lopes Cardozo - Keunen
Kunstenaar en leerling van Herman Scholten 

My early recollections of Herman Scholten are of him as my teacher at the Gerrit Rietveld Academy in Amsterdam. It is here that he introduced me to a way of looking at art that in a way typified him, subsequently making him an inspiring teacher. He expressed himself succinctly with selectively chosen words referring only to what he considered worth mentioning whereby the unmentioned had to speak up for itself.

To me he came across as a person with a formal as well as an informal side to him, consequently this mix facilitated a license for you, the student, to operate pretty much ad lib. From a background position he remained approachable, but there was no spoon-feeding. Part of the learning curve was that you had to initiate things yourself.

From what I vividly remember about him is that he instilled a way of looking at art that later on also contributed to the foundation for my own practice. Herman made 20th century art and especially contemporary Dutch art accessible; a testimony that he could be passionate about what he believed in. He would have made a good ambassador.

At the time, the curriculum required under graduates to do an exam in the theory of weaving; a subject I had no affinity with and would gladly have skipped. However even Herman could not authorize an exemption, but mercifully I passed, be it in a cloud of unfurling smoke emanating from his pipe.

By the time of my graduation communication between ourselves was solidly grounded in the language of art and aesthetics, which lived on until our last and memorable encounter in 2001; a surprise visit from Herman to the opening of my exhibition was on that occasion the icing on the cake.

Margot Rolf
Kunstenaar en collega-docent 

Herman werd in 1972 coördinator van de afdeling Textiel Vormgeving op de Gerrit Rietveld Academie. Na vele jaren lesgeven aan diverse kunstacademies kon hij eindelijk zijn eigen koers uitzetten. Hij had duidelijke ideeën over hoe een opleiding aan een academie er uit zou moeten zien.

Hij verzamelde een gedreven groep docenten, die zelf een beroepspraktijk uitoefenden en die aan de eisen van het programma en de wensen van de studenten kon voldoen. Bescheiden en met ongedwongen autoriteit bestierde hij de afdeling. Hij probeerde structuur te geven zonder daarbij beperkingen op te leggen.

De eerste twee jaren hield hij de studenten “in het snotje” zoals hij dat noemde. Hij had een zuiver oog voor de beeldende kwaliteiten die in een student scholen. In latere jaren was hij een betrouwbaar aanspreekpunt. Een student verwoordde het als volgt: “Herman straalde een combinatie van vakmanschap en betrokkenheid uit waardoor hij in staat was iemands persoonlijke creativiteit aan te moedigen en verder te laten ontwikkelen.”

De beoordelingen in december en aan het eind van het schooljaar waren indrukwekkend. De lokalen werden ingericht, iedere student kreeg een eigen plek om te laten zien wat hij gedurende die tijd had gedaan onder leiding van de docenten. Uitgebreide discussies tussen docenten en studenten over de beeldende en technische kwaliteiten, inzet en vooruitzichten bepaalden hoe de studie vervolgd zou kunnen worden.

Het eindexamen was ieder jaar een hoogtepunt. Aan de inrichting en presentatie werd veel aandacht besteed. Alle lokalen werden schoongemaakt, geverfd (maar pas op: wel met behoud van het Rietveld-interieur en -kleur). In het bijzijn van twee gecommitteerden uit de praktijk presenteerden de eindexamenkandidaten hun werk.

Zijn aimabele persoonlijkheid verhulde zijn volhoudendheid om te bereiken wat hij juist achtte. Studenten, docenten, maar ook de coördinatoren van andere afdelingen, directie van de GRA en de Inspectie van Onderwijs ondervonden tijdens gesprekken met deze toch zo aardige man, dat zijn argumenten en ideeën niet zomaar van tafel geveegd konden worden. Hij dwong door zijn rechtvaardige houding diep respect af.

Herman genoot van de goede sfeer op de afdeling die zich onder meer uitte in prachtige en heerlijke lunches tijdens de beoordelingen en eindexamen. Met veel humor stond hij te midden van de toch overwegend met vrouwen bevolkte afdeling.

Met veel plezier denk ik nog terug aan het beroemde “eindexamendiner” op 25 juli 1986. Docenten boden alle eindexamenkandidaten van de GRA een diner aan op de binnenplaats. Alle gerechten waren door docenten gemaakt en de studenten werden door de docenten bediend. Herman fungeerde als ober.

Herman was een goed collega en een dierbare vriend.

Victoria Anastasyadis
Voormalig conservator-in-opleiding Stedelijk Museum

Ik leerde Herman Scholten en zijn twee zoons, Clifford en Sebastiaan, in 2009 kennen door mijn onderzoek naar zijn vrouw – en hun moeder – Desirée Scholten. Mijn kunsthistorische scriptie was gewijd aan haar oeuvre: ze was net zoals Herman textielkunstenaar. Met haar werk en dat van Herman had ik voor het eerst kennis gemaakt tijdens mijn praktijkjaar als conservator-in-opleiding in het Stedelijk Museum. Ik raakte gegrepen door hun wandkleden en hun liefde voor het vak die sprak uit de vurige brieven die ik in het archief vond.

Toen het ei eenmaal gelegd was, was het tijd om het schrijven aan te bieden aan Herman en zijn zoons. Het werd een vrolijke dag met cake, herinneringen aan Desirée, een doos midden in de kamer met daarin haar miniatuurweefsels en tot slot biefstuk bij Loetje.

Met het inleveren van de scriptie was het contact met de familie echter niet ten einde: Clifford en Sebastiaan namen het initiatief een website met ál het werk van hun ouders te creëren. Ik mocht voor de teksten zorgen. En in 2010 had Herman een solotentoonstelling in Amersfoort. Wederom een reden om de familie Scholten te zien en te spreken.

Het andere museum waarin we elkaar troffen was het Stedelijk, een dierbare en veelbezochte plek voor de Scholtens. Bij de heropening in 2012 werd in zaal 29, in het hart van het Vormgevingscircuit, werk van Herman en Desirée getoond in de context van de invloed van het Bauhaus in Nederland. De zoons regelden een bezoek voor Herman en een hele delegatie van bewoners en begeleiders uit het verzorgingshuis. Hoogtepunt was uiteraard de textielzaal. Het werk van zijn vrouw riep bij Herman reactie en herkenning op. En hoewel het bezoek door zijn broze toestand een inspannende onderneming was, kijken we met veel plezier en bewondering terug op die herfstdag in het Stedelijk.

Nooit gedacht dat een scriptie zoveel kon opleveren: een warm contact, een prachtige website en een blijvende liefde voor textiel. Met veel dank aan de familie Scholten.

www.hermanendesireescholten.nl