Blog — 10 jan 2013 — Marian Cousijn

Charlene van Robert Rauschenberg is één van de bekendste kunstwerken uit de collectie van het Stedelijk Museum. Maar wat maakt het eigenlijk zo bijzonder? Op het eerste gezicht kan het werk nogal chaotisch overkomen. Is het een schilderij, een beeldhouwwerk, een enorme lampenkap? Er gebeurt ontzettend veel: je ziet woeste verfstreken in allerlei kleuren, krantenknipsels, en uiteenlopende voorwerpen zoals een knipperende lamp, een tafelpoot en een paraplu. De voorwerpen lijken bijna bij toeval op het doek terecht te zijn gekomen. Dat klopt ook wel enigszins, Rauschenberg wilde voorkomen dat de losse onderdelen samen een diepere betekenis suggereerden. Hij vond zijn werken het beste wanneer hij zelf niet eens snapte waar ze over gingen. Zo bleven ze open voor de eigen beleving en interpretatie van de toeschouwer.

©Robert Rauschenberg, Untitled Press Inc. c/o Pictoright Amsterdam 2013. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. NB Met arcering door redactie.
©Robert Rauschenberg, Untitled Press Inc. c/o Pictoright Amsterdam 2013. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. NB Met arcering door redactie.

Dat kan alleen op het eerste gezicht verwarrend zijn, en soms helpt het dan om wat meer achtergrondinformatie te hebben. Bijvoorbeeld over de plek van het werk binnen de kunstgeschiedenis, de museumcollectie, maar ook over het leven van de kunstenaar en waarom hij bepaalde keuzes maakte. Over ieder los onderdeeltje van Charlene is wel iets interessants te vertellen. Samen vormen deze verhalen een handvat om tot één van de vele persoonlijke betekenissen van het werk te komen.

De ruimte tussen kunst en het echte leven

Eén van Rauschenbergs meest beroemde uitspraken is dat hij in de ruimte tussen kunst en het echte leven wilde werken. Het waren voor hem geen gescheiden werelden. Het is inderdaad typerend voor zijn werk: hij gebruikte heel persoonlijke en alledaagse gebruiksvoorwerpen in zijn kunstwerken. Een oude sok was voor hem een even vanzelfsprekend materiaal om kunst mee te maken als verf. In Charlene plakte hij een handgeschreven brief van zijn moeder. Ze schrijft er trots op te zijn hoe zijn zus Janet aan een schoonheidswedstrijd meedoet in Port Arthur, de stad in Texas waar Rauschenberg opgroeide en waar kunst nauwelijks in de belangstelling stond. Hij voelde zich niet thuis in deze stad en ontvluchtte Texas door bij de marine te gaan. Daar maakte hij in zijn vrije tijd portretten van mede-marniers. Wanneer de rode verf op was, prikte hij een gaatje in zijn vinger om met bloed verder te tekenen. Lang voordat hij van plan was om kunstenaar te worden, was er al geen scheidslijn tussen een ‘kunstwerk’ en de rest van de wereld. In Charlene zit rechtsboven ook een echt gat, waardoor je direct naar de muur waaraan het hangt kan kijken. Zo wordt de echte wereld letterlijk onderdeel van het kunstwerk.

Collage en toeval

Al vanaf 1912 begonnen kunstenaars zoals Picasso allerlei gebruiksmaterialen in hun schilderijen te verwerken. Tafelzeil, kranten, behang, foto’s: allerlei objecten werden voor collages gebruikt. Marcel Duchamp ging met zijn ‘readymades’ nog een stuk verder: hij nam bestaande voorwerpen als een urinoir of een flessenrek en stelde ze, terwijl hij er nauwelijks iets aan veranderde, als kunstwerk tentoon. Robert Rauschenberg was zich van deze traditie bewust toen hij met zijn collages begon. Toch verschilde zijn werk sterk van dat van zijn voorgangers. Toeval speelde een veel grotere rol. Rauschenberg had een voorliefde voor afgedankte, waardeloze spullen die hij bij toeval op straat vond. Deze spullen representeerden voor hem de echte wereld in zijn kunst. Waar andere kunstenaars een paraplu naschilderden, plakte hij gewoon een echt exemplaar op: “I don’t want a picture to look like something it isn’t. I want it to look like something it is. And I think a picture is more like the real world when it’s made out of the real world.” (“Ik wil niet dat een afbeelding eruit ziet als iets wat het niet is. Ik wil dat het eruit ziet als iets wat het is. En ik denk dat een afbeelding meer op de echte wereld lijkt wanneer het van de echte wereld gemaakt is”.)

Een werk dat hij in dezelfde tijd maakte als Charlene bestond uit aarde, en nadat Rauschenberg er per ongeluk vogelzaad overheen knoeide begonnen er grassprietjes uit te groeien, die hij trouw water gaf. Zijn kunstwerken zijn waarheidsgetrouwe afspiegelingen van de echte, chaotische wereld waarin veel bepaald wordt door toeval.

Woeste verfklodders: Abstract Expressionisme

In de jaren 50 werd de New Yorkse kunstwereld gedomineerd door het Abstract Expressionisme, een serieuze kunststroming gericht op rauwe expressie. Schilders als Jackson Pollock, Willem de Kooning en Barnett Newman maakten schilderijen waarin meestal geen voorstelling te herkennen was en het persoonlijke handschrift de hoofdrol speelde. Rauschenberg had veel respect voor deze kunstenaars. De manier waarop de verf op Charlene is aangebracht, doet dan ook denken aan hun werk: veel dikke druipsporen en woeste vegen verf. Toch zette Rauschenberg zich ook af tegen de stroming. Hij incorporeerde dingen in plaats van dat hij ze uitsloot, en zijn werk was stukken minder streng. De verf die hij gebruikte vond hij, net als de afgedankte spullen op straat, bij toeval. Hij kocht voor weinig geld oude, verroeste blikken verf waar het etiket af was. Pas op het moment dat hij de pot opende, wist hij welke kleur het was.

Rauschenbergs werk werd in het begin bespot door critici en mede-kunstenaars: wie deed dat nu, gevonden oude spullen voor kunst gebruiken? Nam hij het soms allemaal niet serieus? Met zijn Erased de Kooning Drawing haalde hij helemaal de woede van de critici op de hals. Voor dit werk vroeg hij een tekening van zijn grote held Willem de Kooning, met als doel dit werk uit te gummen. De uitgegumde tekening werd een nieuw werk.

De weg naar Pop Art

In de jaren voorafgaand aan Charlene schilderde Rauschenberg veel monochromen: schilderijen die helemaal uit één kleur bestonden. Om daarin wat textuur te creëren, begon Rauschenberg te experimenteren met stukjes krantenpapier als ondergrond. Dit was aanvankelijk dus alleen voor de vorm, maar de inhoud van de knipsels werd steeds belangrijker. Zo begon hij reproducties van beroemde schilderijen uit de kunstgeschiedenis te gebruiken en, zoals bij Charlene, striptekeningen. Hiermee was hij een voorloper van de stroming Pop Art, die in de jaren ’60 dominant werd en in veel opzichten lijnrecht tegenover Abstract Expressionisme stond. Beroemde Pop Art-kunstenaars zijn Roy Lichtenstein met zijn uitvergrote striptekeningen en Andy Warhol, die veel elementen uit de massacultuur in zijn kunst verwerkte. In Charlene zie je de invloed van het Abstract Expressionisme terug, maar het werk is ook een voorbode van Pop Art. Rauschenberg zat er precies tussenin, maar hoorde zelf eigenlijk bij geen enkele stroming.

Combines

Charlene zit precies tussen twee belangrijke groepen werk uit Rauschenbergs oeuvre in: de Red Paintings en de Combines. De Red Paintings begonnen als monochromen, schilderijen waarin hij alleen de kleur rood gebruikte. Geleidelijk aan komen er steeds meer collage-elementen in zijn werk. Het begint met krantenknipsels, maar uiteindelijk gebruikt Rauschenberg alle denkbare materialen: van oude schoenen tot opgezette dieren. Met deze kunstwerken, die het midden hielden tussen schilderijen en sculpturen, ging hij dwars door de grens tussen de disciplines heen. Hij verzon er een nieuw woord voor: ‘Combines’. Charlene is één van de laatste Red Paintings en tegelijkertijd een van de vroegste Combines. Het is nog een overwegend plat vlak waarin de kleur rood domineert, maar er zitten al een aantal grotere driedimensionale elementen in, zoals de paraplu en het lampje.

Charlene

Rauschenberg werkte begin jaren 50 nauw samen met het beroemde experimentele dansgezelschap van Merce Cunningham. Charlene was één van de dansers en een goede vriendin van Rauschenberg. Door het kunstwerk naar haar te vernoemen vond hij weer een nieuwe manier om zijn privéleven met zijn kunst te vervlechten: Charlene was één van de eerste kunstwerken waar hij een echte titel aan gaf.

Rauschenberg ging mee op tournee en bouwde decorstukken, die net als zijn andere werk uit allerlei gevonden en afgedankte voorwerpen bestonden. Sommige van deze decorstukken, zoals Minutiae, zijn bewaard gebleven en bevinden zich in nu museumcollecties. Ze hadden vaak bewegende onderdelen en de dansers gebruikten ze tijdens hun performance. Ook in Charlene is performance een belangrijke element. Bezoekers mochten aan de paraplu draaien, als een rad van fortuin. Samen met het knipperende licht en de lachspiegel zorgde dat voor een dynamisch effect. Een recensent omschreef het zelfs als een soort circus.

Een echte, werkende lamp in een kunstwerk schroeven is volgens Rauschenberg een van de meest radicale dingen die hij heeft gedaan. Hoewel de wereld van de beeldende kunst aanvankelijk grote moeite had met deze experimenten vond hij meer aansluiting in de dans-, experimentele muziek- en performancescene : daar was men al meer gewend aan het vermengen van de disciplines. Zijn werk heeft dan ook veel gemeen met dat van componist John Cage, die ook met Merce Cunningham samenwerkte. Waar Rauschenberg kunstwerken maakte van gevonden voorwerpen, maakte Cage composities van ‘gevonden geluid’ dat hij bijvoorbeeld op straat opnam.

Stof

Rauschenberg heeft veel textiel in Charlene verwerkt. Sommige stukjes stof komen van dezelfde lappen die hij ook voor andere Combines gebruikte. De stukken kant waren populair als vitrage op het Amerikaanse platteland van de jaren ’50 en zorgen voor een huiselijke sfeer. Ook het t-shirt geeft een intiem, persoonlijk karakter aan het kunstwerk: zou Rauschenberg het zelf gedragen hebben? Op het sjaaltje staan beroemde kunstwerken uit de collectie van het Metropolitan Museum, zoals een schilderij van Van Gogh. Rauschenbergs gebruik van allerlei soorten textiel kwam deels voort uit geldnood: hij kon geen echt schilderslinnen betalen, dus gebruikte hij alles wat hij tegenkwam. Zo vertelt een goede vriendin van Rauschenberg, de kunstenares Dorothea Rockburne, hoe ze tot haar verrassing haar vermiste bedsprei weer terugvond. Hij hing aan de muur in een galerie als onderdeel van de Combine Bed: Rauschenberg had hem als canvas gebruikt

Textiel is erg kwetsbaar en gevoelig voor licht; veel delen van Charlene zijn dan ook onherstelbaar verkleurd. Rauschenberg was zich bewust van het feit dat niet alles goed bewaard kon blijven, maar in dit geval verwachtte hij het wel: “Some of the things i’ve done will probably last longer than others – i’m sure Charlene will”. (“Sommige van mijn werken zullen waarschijnlijk langer bewaard blijven dan anderen – Charlene zeker”.)

Restaureren of conserveren?

Rauschenbergs kunstwerken leiden tot veel vragen wanneer het gaat om presentatie, restauratie en conservering. Het lampje is een goed voorbeeld van een onderdeel dat tot problemen leidt. Het lampje is al verschillende keren doorgebrand en vervangen door een nieuw lampje. Dat lijkt logisch, maar hoe ver kan je gaan in het vervangen van onderdelen van een kunstwerk? Als er over een aantal jaar geen gloeilampen meer verkrijgbaar zijn, kan je dan een LED-lampje gebruiken? Kan je vergeelde kranten door nieuwe knipsels vervangen? Behalve het lampje zijn ook een deel van de paraplu en de losse lintjes rechts tijdens vroegere restauraties door nieuwe materialen vervangen. Tegenwoordig is men hier een stuk terughoudender in. Er wordt nu met name geprobeerd het werk te conserveren, zodat het verval zo langzaam mogelijk gaat.