Nieuws — 18 apr 2008

Dit is voor het eerst in de geschiedenis dat de Kunstraad aan de gemeente een advies uitbrengt over het Stedelijk Museum. Voorheen was het Stedelijk een dienst van de gemeente Amsterdam en draaide het niet mee in deze subsidieronde. Sinds het museum twee jaar geleden verzelfstandigde, is 2009-2012 de eerste Kunstenplanperiode waarvoor het een subsidieaanvraag heeft ingediend.

Het Stedelijk Museum ontvangt het advies van de Kunstraad positief. De melding dat de raad het enthousiasme van het museum op basis van de beschreven missie, de plannen, de programmering en de internationale positionering ‘voorzichtig deelt’ is verheugend te noemen. Zeker gezien het feit dat het om belangrijke jaren gaat, waarin het museum eind 2009 een grootse heropening zal meemaken en sinds jaren weer de collectie kan tonen, samen met actuele tentoonstellingen. Ook heeft de raad, net als het museum zelf, er alle vertrouwen in dat het museum in staat is met de nieuwe behuizing en de betekenisvolle collectie de aansluiting bij de top van internationale musea te hervinden.

De Kunstraad plaatst in haar advies ook enkele kanttekeningen. Het museum stelt daar graag, in de volgorde van het advies, zijn visie tegenover: 

De combinatie van een klassiek museum en een hedendaags platform is een nieuwe stap voor het Stedelijk Museum. Voorheen was er in het Stedelijk aan het Museumplein meer nadruk op een grote hoeveelheid tentoonstellingen en had de eigen collectie geen vaste plek. Dat zal anders zijn in het nieuwe museum. Bovendien zullen de collectiepresentatie in het oorspronkelijke gebouw en de actualiteit in de nieuwbouw zich op dynamische wijze tot elkaar verhouden.

De Kunstraad uit de wens dat het museum duidelijker is in concrete doelstellingen en vindt het ‘dakloze’ jaar met Stedelijk in de Stad het duidelijkst omschreven. Dat is niet zo vreemd: dit project is met zijn looptijd het meest nabij (eind 2008-2009) en zodoende het meest gedetailleerd in te vullen. Voor de periode 2010-2012 kan het museum, op de grote tentoonstellingen na, op dit moment niet veel concreter zijn dan nu beschreven in de aanvraag. Het actuele platform zou onwaarachtig zijn als het museum die programmering nu al in concreto zou invullen. De grote tentoonstellingen zijn echter wel bekend.

De interpretatie in het advies van de raad, als zou er in het heropende Stedelijk meer aandacht zijn voor het klassieke museum en minder voor het platform, deelt het museum niet. Ook hier geldt dat het klassieke museum zich in deze fase concreter laat beschrijven en dat het actuele platform zich niet drie jaar van te voren exact laat vormgeven, wil het daadwerkelijk actueel zijn.  

Wil het Stedelijk op een eigenzinnige manier de actualiteit tonen dan komt het aan op goede contacten met kunstenaars en instituten, op spontaniteit, creativiteit en vrijheid van handelen. Dat zijn de kenmerken die in de aanvraag bedoeld worden met de zogenaamde Maverick-positie, een begrip dat de raad voor de toekomst graag concreter ingevuld had willen zien. 

De afgelopen jaren heeft het museum in de tijdelijke locatie in het Post CS-gebouw aangetoond waar die Maverick-positie toe leidt: de goede contacten van het museum en de status van het Stedelijk in het buitenland maken het mogelijk dat menig eerste presentatie van een kunstenaar in Europa in het Stedelijk is. Docking Station, de projectruimte voor actuele kunst, is daar een goed voorbeeld van, evenals de presentatie van Paul Chan (2006), die na het Stedelijk te zien was in Londen. Dit zal ook de koers voor de toekomst zijn: voor de grote overzichten van Mike Kelley (2009) en Jeff Wall (2011) geldt dat ze geïnitieerd zijn door het Stedelijk Museum, als eerste in Amsterdam te zien zijn en daarna naar topinstituten in Europa gaan. 

Wetenschappelijk onderzoek en publicaties is een speerpunt van het museum. Om de essentiële, wetenschappelijke kant van het museum te verduidelijken: het Kenniscentrum in het nieuwe Stedelijk bestaat uit twee delen. Ten eerste is de hele wetenschappelijke staf onderdeel van het Kenniscentrum. Conservatoren en onderzoekers van het museum bedrijven wetenschap van binnenuit, in samenwerking met (inter)nationale universiteiten en de Onderzoeksschool Kunstgeschiedenis. Dit behelst onderzoek naar de collectie op alle niveaus en het op basis daarvan vervaardigen van publicaties. Naast de collectieboeken zoals de publieksgids, het diepgravende essayboek over de collectie en de catalogi over de Khardzhiev-collectie en de verzameling film en video, brengt het museum ook tentoonstellingscatalogi uit. Het Stedelijk committeert zich doorlopend aan het begeleiden van masterstudenten die een jaar lang stage volgen bij de wetenschappelijke staf.  

Het andere onderdeel van het Kenniscentrum fungeert als een toegangspoort en is gericht op vragen van buiten. Dit centrum is in het nieuwe museum fysiek te bezoeken en iedereen, van scholier tot wetenschapper, kan daar terecht met vragen. Het brede spectrum van de collecties van het Stedelijk staat centraal, maar ook vragen over kunst in het algemeen worden er beantwoord.

De dynamiek die tussen beide geledingen ontstaat, zet het museum in om de kennis over de collecties verder te verdiepen. Het is denkbaar en ook wenselijk dat onderzoekers die zich van buiten melden, met hun vragen en kennis bijdragen aan de onderzoeken die in het museum gaande zijn.

Verder vindt het museum het belangrijk dat het in de periode 2008-2009, wanneer het niet over een eigen gebouw beschikt, zichtbaar blijft. Dat doet het door middel van Stedelijk in de Stad. Dit project behelst collectiepresentaties bij collega-musea in Amsterdam, zoals het Van Goghmuseum en de Nieuwe Kerk, en presentaties van actuele kunst in de stad. 

Met een grootscheepse heropening in het vizier heeft het museum afgewogen hoe ver de mobiliteit zou moeten gaan om de beschikbaarheid van mankracht en energie voor de heropening te garanderen. Bij de definitieve invulling van 2008-2009 wenst het museum met name die projecten te realiseren die het museum belangrijk acht als opmaat voor de heropening. Die plannen bevatten belangrijke onderdelen als: zichtbaarheid van de collectie, contact met publiek door middel van actuele kunst en het in kaart brengen van (nieuwe) doelgroepen.

In haar inleiding signaleert de Kunstraad in algemene zin dat de ambities van de stad groot zijn maar dat de financiële kaders van het Kunstenplan te weinig mogelijkheden bieden om daaraan te voldoen. Verhoging van de subsidie voor verhoogde huisvestingslasten, in het geval van het Stedelijk Museum € 1,6 miljoen, neemt ze niet op binnen het Kunstenplanbudget.

Volgens de raad zou de financiële onderbouwing van de aanvraag de achilleshiel zijn. Ze merkt op dat het museum alleen voor 2009 een sluitende begroting presenteert. Goed beschouwd wordt dit gegeven alleen veroorzaakt door de ontbrekende € 1,6 miljoen aan huisvestingslasten voor de nieuwe gebouwen – een situatie die speelt vanaf 2010. Dit vraagstuk is sinds 2006 onopgelost gebleven. De rest van de financiële huishouding van het Stedelijk Museum is uitstekend op orde. De jaarrekeningen van 2006 en 2007 zijn goedgekeurd en kennen een positief resultaat.

Het museum heeft er alle vertrouwen in dat het tijdig, voordat er in 2010 een situatie met tekorten zou ontstaan, een oplossing vindt. Het museum is hierover al geruime tijd in dialoog met de gemeente. Het Stedelijk voelt zich verantwoordelijk voor het zorgvuldig inschatten van de exploitatiebegroting voor de komende dertig jaar, waar de huisvestingskosten onderdeel van uitmaken. Ook neemt het museum een groeiende verantwoordelijkheid voor het genereren van eigen inkomsten tot ca. 30% vanaf 2010.

De opmerking van de Kunstraad dat het Stedelijk Museum, in vergelijking met buitenlandse musea, over een bijzonder bescheiden budget beschikt, wordt door het museum gedeeld. In dat licht valt het te betreuren dat de raad zich niet specifiek uitlaat over de wens van het museum om het aankoopbudgetvan 8 ton te verhogen naar € 1,2 miljoen per jaar. 

Tot slot is het museum verheugd over het feit dat in haar advies de subsidie voor het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam op hetzelfde niveau gehandhaafd blijft en dat de Kunstraad de kwaliteit, het internationale profiel en het bereik van dit instituut met eigen koers onderkent. 

Het complete advies van de Kunstraad is te lezen via www.kunstraad.nl.