Nieuws — 19 aug 2014

Van Elk behoorde internationaal gezien tot de grondleggers van de conceptuele kunst. In 1969 kreeg zijn werk grote bekendheid door de invloedrijke tentoonstellingen When Attitudes Become Form in Bern en Op losse schroeven / Situaties en cryptostructuren in het Stedelijk Museum Amsterdam. Die laatste tentoonstelling, waarin kunstenaars de betekenis van een museum onderzochten en danig oprekten, was de introductie van de conceptuele kunst in Nederland. De studie van zijn geruchtmakende werk uit die tentoonstelling, Apparatus scalas dividens, ofwel ‘de trapverdeler’, een lang opgespannen zeil dat de trap in de oudbouw door midden deelde, werd in 2010 nog aan collectie van het Stedelijk toegevoegd. Het werk van Ger van Elk was in 2009 ook prominent vertegenwoordigd in de tentoonstelling In & Out of Amsterdam, gewijd aan de pioniers van de conceptuele kunst in het MoMA in New York.

Het Stedelijk zou na 1969 een intensieve band met Van Elk houden. Het museum heeft meer dan 50 werken van de kunstenaar in de collectie, en zijn werk nam een belangrijke plaats in in tentoonstellingen door de jaren heen, zoals zijn solotentoonstelling in 1974, Fotografie in Nederland in 1978, Door beeldhouwers gemaakt in datzelfde jaar, Wat Amsterdam betreft... in 1985, in Wanderlieder in 1991 en in Conceptuele kunst in Nederland en België 1965-1975 in 2002.

Vlak voor de heropening van het Stedelijk werd in 2010 voor de tentoonstelling Taking Place tijdens Temporary Stedelijk zijn Well-Polished Floor Sculpture uit 1969-1980 opnieuw uitgevoerd, voor de derde keer in dit museum. Tijdens Temporary Stedelijk 2 in 2011 was werk van Van Elk opgenomen in zowel de collectieopstelling als in de tentoonstelling Recollections, die de invloed van Op losse schroeven in kaart bracht. Na de heropening van het museum in 2012 werd het werk van Ger van Elk uitgebreid in de vaste collectieopstelling van het Stedelijk getoond. Op dit moment is in de tentoonstelling Bad Thoughts – De collectie Martijn en Jeannette Sanders een zaal aan Ger van Elk gewijd, nog tot en met 9 november in het Stedelijk te zien.

Ger van Elk volgde zijn opleiding op het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, de huidige Rietveldacademie. Hij studeerde ook kunstgeschiedenis in Los Angeles, waar hij enige tijd woonde, en in Groningen. In zijn werk zou altijd de reflectie op de (kunst)geschiedenis een belangrijke rol spelen. Van Elk ondertekende in de jaren zestig het A-dynamisch manifest, waarmee hij samen met Wim T. Schippers en Bob Wesdorp pleitte voor de vervaardiging van kunstwerken waarin op geen enkele manier de persoonlijke expressie van de kunstenaar van belang is. Later richtte hij samen met Jan Dibbets en Reinier Lucassen het Internationale Instituut voor Herscholing van Kunstenaars op.

Ger van Elk had aandacht voor de fotografische illusie en de schilderkunstige abstractie die een voorstelling of beeld kunnen laden met verschillende betekenissen. Al in de vroege jaren zeventig was hij zich bewust van het manipulatieve karakter van de fotografie. Van Elk draaide de conventies van het medium om, waardoor een foto niet de werkelijkheid registreert, maar juist een illusie schept. Deze fotografische illusie werd dan weer ingezet om de ‘obsessie van kunstenaars om een nieuwe werkelijkheid te scheppen’ op de hak te nemen. “Wat ik wil”, zei hij in een interview in 1977, “is een realistische voorstelling van niet-realistische situaties.”

Ook het in zijn ogen veel te voorname karakter van kunst moest het ontgelden. Kunst moest niet vitaal en expressief zijn, maar slap, en zonder te veel tamtam, meende Ger van Elk. Belangrijk middel voor hem om dit te bereiken was de parodie en het gebruik van ‘armoedige materialen’. Met veel gevoel voor humor zocht hij de provocatie. Niet om te vernietigen maar om – vaak met een glimlach – te ontregelen. In 1971 zei hij in NRC: “Mijn moeder heeft me altijd gewaarschuwd tegen kunstenaars. Zij vond dat slechte mensen. Ik heb nooit kunstenaar willen worden.”

Van Elk doceerde aan Ateliers '63 in Haarlem en aan de École des Beaux-Arts in Parijs. Zijn eigenwijze werkwijze van citeren en met humor reflecteren op de kunstgeschiedenis heeft veel navolging gekregen en gaf zijn werk een urgentie, niet alleen in de hoogtij dagen van de conceptuele kunst maar zeker ook in de jaren tachtig, toen citaat en parodie beproefde stijlmiddelen werden.

Ger van Elk ontving verschillende prijzen voor zijn werk, zoals de David Röell Prijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds in 1982, de J.C. van Lanschotprijs voor de Beeldhouwkunst in 1996 en de Oeuvreprijs van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst in 2004.