Nieuws — 14 nov 2021

Op 14 november jl. overleed in Parijs kunstenaar, dichter en filosoof Etel Adnan. Haar beeldend werk getuigt van de uitdrukkingskracht van de schilderkunst. Wars van hokjesdenken, was zij een kunstenaar die zich geen etiket liet opplakken. Maar ze had een centraal thema: de politieke situatie, de nationale identiteit en het feminisme in de Arabische wereld.

Etel Adnan werd geboren in Beiroet. Haar Grieks-Orthodoxe moeder groeide op in Smyrna (nu Izmir, Turkije), dat grotendeels door brand werd verwoest in 1922. Haar vader was een Syrische moslim uit Damascus, een gepensioneerd officier die had gevochten met de Ottomaanse troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog. In Beiroet behoorden ze tot een minderheid – niet Frans, niet Arabisch. Ze spraken thuis Grieks en Turks en op de katholieke scholen die zij doorliep Frans, terwijl op straat Arabisch werd gesproken; een taal die zij nooit goed leerde omdat je op school bestraft werd als je Arabisch sprak, een gevolg van de Franse kolonisatie. ‘Ik werd eraan gewend om tussen situaties in te leven, om een beetje marginaal te zijn en toch inheems, om kennis te maken met ideeën over waarheid die relatief waren en veranderden zoals de uren van de dag en de wisseling der seizoenen’, aldus Adnan.

Ze wilde architect worden, maar volgens haar moeder was dat een mannenberoep. Met een beurs ging ze in 1949 filosofie studeren aan de Sorbonne in Parijs, onder anderen bij Gaston Bachelard, die veel aandacht besteedde aan kunst. Daarna vervolgde ze de studie aan de University of California in Berkeley en Harvard University. In 1958 werd ze filosofiedocent aan het Domenican College (nu universiteit) in San Rafael (Californië). Toen ze in 1959 een cursus wilde geven over de filosofie van de kunst, merkte het hoofd van de kunstafdeling op dat ze dan eerst moest weten hoe het is om zelf beeldend werk te maken. Ze kreeg potloden en papieren toen de collega haar resultaten zag, zei deze dat zij geen opleiding nodig had, dat ze schilder was.

Etel Adnan, 2008. Foto Nanwiese. (bron: Wikimedia Commons)
Etel Adnan, 2008. Foto Nanwiese. (bron: Wikimedia Commons)

Ze schilderde meestal op doeken van klein formaat, vaak met het paletmes. In de jaren zestig-zeventig maakte ze abstracte schilderijen die associaties oproepen met de Nouvelle École de Paris-stijl van Nicolas de Staël, die toen populair was in West-Europa en Noord-Amerika. Ze doen ook enigszins denken aan de manier waarop Robert Rauschenberg zijn composities voorzag van kleinere kleurvlakken. Veel kunstenaars werkten toen in deze trant, maar Adnans werk onderscheidt zich door de kwaliteit. In die tijd was zij buiten haar eigen kring vrijwel onbekend, wat waarschijnlijk te maken heeft met het feit dat zij een vrouw was en, zoals ze zelf zei, tevreden was met het verkopen van haar schilderijen aan vrienden en bekenden voor lage prijzen.

Mede door de Vietnamoorlog begon Adnan gedichten te schrijven in het Engels. In 1972 keerde ze terug naar Libanon, waar ze werkte als cultuurredacteur voor twee dagbladen en haar partner leerde kennen, de in Syrië geboren beeldend kunstenaar en uitgever Simone Fattal. Nadat de Libanese burgeroorlog uitbrak in 1975 trokken ze samen naar Parijs en verbleven af en aan in Beiroet. Adnan wordt wel getypeerd als een kunstenaar in ballingschap. Zelf benadrukt ze dat ze vrijwillig vertrok, ook al waren er momenten dat ze niet kon terugkeren. In Parijs schreef ze de roman Sitt Marie Rose (1977), oorspronkelijk in het Frans, over de waar gebeurde geschiedenis van Marie Rose Boulos, een Syrisch-christelijke immigrant in Libanon die werkte met kinderen met een geestelijke beperking en zich inzette voor Palestijnse vluchtelingen. Zij werd om die reden ontvoerd, gemarteld en geëxecuteerd door rechtse christelijke milities. Het boek werd gelezen in het islamitische deel van Beiroet, niet in het christelijke. Tegenwoordig is het in veel talen vertaald maar volgens Adnan helemaal niet te vinden in Libanese boekhandels, onverwerkt als de Libanese burgeroorlog (1975 – 1990) is.

Etel Adnan, Untitled, 2018, olieverf op doek, 41.2 x 33.3 cm, Stedelijk Museum, Amsterdam, verworven met steun van de deelnemers van de VriendenLoterij
Etel Adnan, Untitled, 2018, olieverf op doek, 41.2 x 33.3 cm, Stedelijk Museum, Amsterdam, verworven met steun van de deelnemers van de VriendenLoterij
Etel Adnan, Untitled, 2018, olieverf op doek, 41.2 x 33.3 cm, Stedelijk Museum, Amsterdam, verworven met steun van de deelnemers van de VriendenLoterij
Etel Adnan, Untitled, 2018, olieverf op doek, 41.2 x 33.3 cm, Stedelijk Museum, Amsterdam, verworven met steun van de deelnemers van de VriendenLoterij

Eind jaren zeventig keerde Adnan terug naar Californië en vestigde zich in Sausalito, waar ze vanuit haar raam uitzicht had op de piek van Mount Tamalpais, ten noordwesten van San Francisco. Deze berg heeft ze vele malen geschilderd in sterk vereenvoudigde vormen, waarbij al haar aandacht uitging naar de kleuren zoals ze die zag, telkens veranderend al naar gelang de tijdstippen en seizoenen. Een ander hoofdmotief was de zee, eveneens sterk geabstraheerd weergegeven, die voor haar herinneringen opriep aan de zee bij Beiroet en het licht aldaar. Ook de zon is zo’n steeds terugkerend onderwerp in haar werk. Die elementen zijn wel uitgelegd als enerzijds bakens die Adnan houvast boden, of ze nu in Californië, Parijs of Beiroet was, en anderzijds als universele beelden die bij uiteenlopende culturen herinneringen kunnen oproepen. De kenmerkende heldere kleuren zijn volgens haarzelf de kleuren van Californië. De zee bij Beiroet roept bij haar ook heel andere associaties op, getuige een zin uit Sitt Mary Rose: ‘Pas in de zee, in haar tijdloze blauw, mengt het bloed van de elkaar bestrijdende partijen zich.’ Zo zijn ook haar schilderijen verbonden met de politieke werkelijkheid. Ze geven aan hoe krachtig de hedendaagse schilderkunst ook in conceptueel opzicht kan zijn.

Deze schilderijen worden gekenmerkt door een eigen stijl, waarbij de horizon nooit helemaal recht is en de zon nooit volkomen rond; een kruisbestuiving tussen illusie en de materialiteit van de verflaag, tussen figuratie en abstractie, maar het blijven onmisbaar zeegezichten en landschappen. De verf is heel geconcentreerd, precies opgebracht. In haar boek L’artisanat créateur au Maroc (1983) verbindt Adnan kunst expliciet met ambachtelijkheid, in het bijzonder die van de Arabisch-islamitische wereld. Ze wijst erop dat binnen die oude ambachtelijke cultuur het handwerk gezien werd als een intellectuele activiteit en dat onder invloed van westerse bourgeois-invloeden die status is afgenomen.

In de jaren zestig maakte Adnan eveneens vanuit haar fascinatie voor Oosterse en Westerse oude kunst en ambachten ontwerpen voor tapijten. Een aantal van haar textielontwerpen is pas in 2016 uitgevoerd en geëxposeerd, tegelijk met de uitgave van haar boek Life is a Weaving. Daarin beschrijft ze hoe tapijten de cohesie in de islamitische kunst weerspiegelen en prijst ze een project van de Egyptische architect en pedagoog Ramses Wissa Wassef, die samen met zijn vrouw Sophie Habib Georgi als experiment kinderen in Cairo vanaf 1951 tapijtontwerpen liet maken. Een aantal is op dit moment te zien in de tentoonstelling Let Textiles Talk, in combinatie met werk van Etel Adnan en (textiel)kunstenaars als Dorothy Akpene Amenuke, Karel Appel, Sheila Hicks, Jean Lurçat en anderen uit de collectie van het museum.

Nadat Adnan in een Japanse winkel in San Francisco een leporello, een als een harmonica gevouwen langwerpig boekje, vond, begon ze leporello’s te maken waarop ze met waterverf gedichten in het Arabische schrift natekende en combineerde met tekeningen. Er volgden andere kunstenaarsboeken met gedichten en tekeningen, waarvan L’Apocalypse Arabe, gemaakt na het uitbreken van de Libanese burgeroorlog, het bekendst is. Het bevat een lang gedicht, voorzien van kleine tekeningen en pennenstreken herinnerend aan het Arabische alfabet. Ook uit deze werken spreekt een sterke concentratie tijdens het werkproces.

De grote doorbrak kwam voor Adnan nadat de invloedrijke Zwitserse curator Hans Ulrich Obrist een leporello van haar had gezien in Parijs en twee jaar later opnieuw een in Beiroet. Obrist tipte Carolyn Christov-Bakargiev, de directeur van de documenta van 2012, en vervolgens werd Adnans werk op de documenta getoond. Daarna volgden solotentoonstellingen in onder meer de Serpentine Gallery in Londen, San Francisco Museum of Modern Art, Massachusetts Museum of Contemporary Art, Zentrum Paul Klee in Bern, Musée Yves Saint Laurent in Marrakech (samen met Simone Fattal en Robert Wilson) en momenteel in het Guggenheim Museum in New York. De twee hier afgebeelde schilderijen vormden in 2019 de eerste aankoop van Rein Wolfs als nieuwe directeur van het Stedelijk Museum.

Kunnen beter eindigen dan met Etel Adnans eigen woorden?

Etel Adnan, 1ste strofe uit The Spring Flowers Own: ‘The morning after / my death’, 1990

The morning after
My death
We will sit in cafés
But I will not
Be there
I will not be

Etel Adnan, Point d'ironie nr. 52: Etel Adnan, 2011, offset, 42.5 x 30.7 cm, uitgever agnès b., hoofdredacteur Hans-Ulrich Obrist, Stedelijk Museum, Amsterdam, schenking agnès b.
Etel Adnan, Point d'ironie nr. 52: Etel Adnan, 2011, offset, 42.5 x 30.7 cm, uitgever agnès b., hoofdredacteur Hans-Ulrich Obrist, Stedelijk Museum, Amsterdam, schenking agnès b.

Maurice Rummens, wetenschappelijk medewerker, Stedelijk Museum, Amsterdam

De tentoonstelling Let Textiles Talk is nog tot en met 20 maart 2022 te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam.